3. Om de eenheid te beschermen, moet de BPHE beschermd worden tegen bevriezing door continue controle van het
waterdebiet in de BPHE door een debietschakelaar die bij de eenheid wordt geleverd. Zorg ervoor dat u de
stromingsschakelaar installeert volgens de instructies in deze handleiding (zie paragraaf INSTALLATIEPROCEDURE
WATERLEIDING).
4. Voorziening voor manuele of automatische ontluchting op het hoogste punt van het systeem, en een drainagevoorziening op
het laagste punt.
5. Noch de verdamper noch de voorziening voor warmteterugwinning mogen op het hoogste punt van het systeem geplaatst
worden.
6. Een geschikt apparaat dat het watersysteem onder druk kan houden.
7. Indicatoren voor watertemperatuur en -druk om de operator tijdens onderhoudswerkzaamheden te helpen.
8. Een waterfilter of een apparaat dat deeltjes uit de vloeistof kan verwijderen is verplicht bij de ingang van de
verdamper/condensor.
9. Een filter of een voorziening in staat om deeltjes uit de vloeistof te verwijderen. Het gebruik van een filter verlengt de
levensduur van de BPHE en de pomp, en helpt het hydraulische systeem in goede staat te bewaren. Het waterfilter moet
zo dicht mogelijk bij de unit geïnstalleerd worden.. Als het waterfilter op een ander punt van het hydraulische systeem
geïnstalleerd wordt, moet de installateur ervoor zorgen dat de reiniging van de waterleidingen tussen het waterfilter en de
BPHE wordt verzekerd.
De aanbevolen maximale maasgrootte van het filter is:
•
0,87 mm (DX S&T)
•
1,0 mm (BPHE)
•
1,2 mm (volgelopen)
10. BPHE kan worden uitgerust met een optionele elektrische weerstand met een thermostaat die bescherming biedt tegen
bevriezing van het water bij omgevingstemperaturen tot -20°C.
11. Wanneer de verdeelmodule is uitgerust, moet het waterfilter stroomopwaarts van de verdeelmodule worden gemonteerd.
12. Bij omgevingstemperaturen onder 0°C is het verplicht om de unit uit te rusten met optionele elektrische weerstand.
13. Alle andere waterleidingen/hydraulische voorzieningen buiten het systeem moeten derhalve beschermd worden tegen vorst.
14. Het water in de voorziening voor warmteterugwinning moet in de winter worden afgetapt, tenzij er aan het hydraulische
circuit een mengsel met een correct percentage van ethyleenglycol wordt toegevoegd.
15. Wanneer er glycol aan het hydraulische systeem wordt toegevoegd als antivriesbescherming, moet men erop letten dat de
aanzuigdruk lager zal zijn, de prestaties van het systeem zullen immers lager zijn en de drukschommelingen groter. Alle
beschermingssystemen van het systeem zoals de antivries en de bescherming lage druk moeten opnieuw worden afgesteld.
16. Het filter kan bij de ingang van de pomp worden geïnstalleerd als deze op de ingang van het water van de verdamper is
geplaatst, maar alleen als de reinheid van de waterinstallatie tussen de pomp en de verdamper is gegarandeerd. Slakken
in de verdamper zorgen ervoor dat de garantie op het apparaat vervalt.
17. Als het apparaat wordt vervangen, leeg en reinig dan het hele watersysteem voordat u een nieuw apparaat installeert en
voer voordat u het apparaat opstart adequate tests en chemische behandelingen van het water uit.
18. Controleer, alvorens de waterleidingen te isoleren, dat er geen sprake is van lekken.
19. Controleer of de druk van het water niet hoger is dan de ontwerpdruk van de warmtewisselaars aan de waterzijde en
installeer een veiligheidsklep op de waterleiding.
20.
Installeer een geschikte uitbreiding.
Installeer om schade te voorkomen een filter dat kan worden geïnspecteerd op de waterleidingen aan de ingang
van de warmtewisselaars.
4.5.2
Waterleiding installatieprocedure
De unit is uitgerust met twee warmtewisselaars: een verdamper en een condensor. Voor EWHT-Q units moet de verdamper van de
unit worden aangesloten op het fabriekscircuit en de condensor van de unit op het afvalwatercircuit.
D-EIMHP01702-23_00NL- 23/72