Elektrische aansluiting
6.6 Kabelaansluiting
6.6.2
Kabel aansluiten met kabelschoenen
1. Kies de kabelschoenen afhankelijk van de benodigde doorsnede van de geleider en het
formaat van bevestigingsschroeven of bouten uit. Informatie over de maximale doorsnede
van de geleider voor de standaarduitvoering van de aansluitkast vindt u in de catalogus.
Schuin plaatsen van de aanvoerkabel is alleen toegestaan wanneer de benodigde minimale
luchtafstanden worden nageleefd.
2. De uiteinden van de geleiders dienen zodanig te worden geïsoleerd dat de resterende
isolatie bijna tot aan de kabelschoen
aan.
3. Bevestig de kabelschoen op de juiste wijze aan het kabeleinden, bijvoorbeeld door
samenpersen.
Afbeelding 6-5
4. Isoleer eventueel de kabelschoenhulzen voor het in stand houden van de minimale
luchtafstanden en het kruiptraject.
5. Bevestig de kabelschoen aan de klemmensteun. Houd daarbij rekening met volgorde van
de eventueel aanwezige schakelbeugels.
Bij aansluitkasten 1XB7750 monteert u de kabelschoen op de stroomrail.
6. Draai het bevestigingselement
70
Aansluiten met kabelschoen en bevestigingsschroef (Principevoorstelling)
Bevestigingselement
Bevestigingsschroef M12
Bevestigingsschroeven M16
Bevestigingsmoeren M12
①
reikt. Sluit per kabelschoen slechts één geleider
②
met het bijbehorende aanhaalmoment aan.
Aanhaalmoment
20 Nm
40 Nm
20 Nm
1LE5, 1PC4 AH 400/450
Bedieningshandleiding, 04/2020