75
Bedrijfsvloeistofafscheider
83
Kijkglas
84
Pakking
88
Vulschroef bedrijfsvloeistof
89
O-ring
95
Aftapschroef bedrijfsvloeistof
96
O-ring
100 Bedrijfsvloeistoffilter
115
Frontplaat
118
Filtersteun
119
O-ring
120 Uitlaatluchtfilter
121 O-ring
126 Schroeven
128 Veerringen
Demonteren
Monteren
7.4
Vlotterklep reinigen
Demontage
130 Filtermateriaal
131 Stiftschroef
132 Borgring
133 Buis
134 Zeskantmoer
136 Rooster
137 Bevestigingsbouten
140 Deksel van de afscheider
141 Pakking
142 Schroeven
143 Veering
146 Schroef
152 Veerring
154 Deksel afscheider
169 Ventielkap
De vacuümpomp uitschakelen, op atmosferische druk beluchten en laten afkoelen.
Uitlaatleiding verwijderen.
Schroeven 142 uit de deksel van de afscheider 140 schroeven; let op de veerring 143!
Haal het deksel van de afscheider 140 weg, let op de pakking 141.
Bevestigingsbouten 137 uitnemen.
Rooster 136 en filtermateriaal 130 wegnemen.
Moer 134 en ring 132 verwijderen.
Uiltaatluchtfiltereenheid en filtersteun 118 uit het afscheiderreservoir nemen en op
een recht en schoon oppervlak leggen.
Schroeven 126 losdraaien en veerringen 128 en frontplaat 115 wegnemen.
Plaats een nieuw uitlaatluchtfilter met nieuwe O-ringen 119 in de filtersteun 118; let
erop dat het in de juiste richting wordt geplaatst (pijl aan de voorzijde naar boven ge-
richt).
Frontplaat 115 aanbrengen en de schroeven 126 aandraaien; let erop dat buis 133 in
de juiste stand staat.
Voorgemonteerde uitlaatluchtfiltereenheid in het afscheiderreservoir inbouwen; let op
de geleiding op de stiftschroef 131.
Ring 132 weer inbouwen en zeskantmoer 134 vastschroeven.
Rooster 136 en filtermateriaal 130 vernieuwen en in de geleiderail van het afscheider-
reservoir aanbrengen;
– Filtermateriaal op de bodem drukken en ervoor zorgen dat het tegen alle zijden van
het afscheiderreservoir aan ligt.
Bevestigingsbouten 137 in het geleidemoer aanbrengen.
Filtermateriaal 557 in de draadflens controleren; eventueel vervangen.
Deksel van de afscheider 140 monteren; let erop dat de pakking 141 schoon en on-
beschadigd is; eventueel vervangen.
Bij elke verversing van de bedrijfsvloeistof moet de vlotterklep worden gecontroleerd en
gereinigd.
De vacuümpomp uitschakelen, op atmosferische druk beluchten en laten afkoelen.
De beide schroeven 247 losdraaien en de beschermingskap 244 boven de beluch-
tingsrotor verwijderen.
Getande ring 326 en ventilator 321 verwijderen.
De schroeven 238 en 353 losschroeven en de veerringen verwijderen.
Verwijder de koeler 241, let op naar buiten stromende bedrijfsvloeistof.
O-ringen 242 controleren en eventueel vervangen.
Draai de retourleiding bedrijfsvloeistof 290 uit de haakse schroefkoppeling 291 los.
194 Vlotterklep
195 Houder voor vlotterklep
196 Schroefdraadpen
197 O-ring
198 Schroeven
238 Schroeven
241 Koeler
242 O-ringen
244 Beluchtingskap
247 Schroeven
321 Radiaalventilator
326 Getande ring
353 Schroeven
557 Filtermateriaal
Onderhoud
29