Installatie
5.2
Vacuümzijde aansluiten
5.3
De uitlaatzijde aansluiten
12
Afsluitkap van vacuümflens afnemen en centreerring bevestigen.
De verbinding tussen de pomp en het recipiënt zo kort mogelijk houden.
– Afhankelijk van het pomptype pvc-slangen of metalen slangen met flenskoppelin-
gen gebruiken.
– Om de pomp te beschermen kunnen afscheiders, filters etc. voorgeschakeld wor-
den (zie toebehoren). Het zuigvermogenverlies veroorzaakt door het geleidings-
vermogen van het toebehoren moet echter in het oog worden gehouden.
Hoge druk in de uitlaatleiding!
Kans op schade aan de afdichtingen en barsten van de pomp.
De leiding aan de uitlaatzijde zonder ingebouwde afsluitkleppen aanbrengen.
Als er gevaar bestaat op het opbouwen van een overdruk (> 1500 mbar absoluut) in
de leiding, dan dienen de voorschriften voor ongevalpreventie te worden nageleefd.
De doorsnede van de uitlaatleiding moet minstens aan de grootte van de nominale
aansluitbreedte van de uitlaatflens voldoen.
Pijpleidingen voor de pomp ondersteunen of laten afhellen.
– Bij een verankerde vacuümpomp mogen geen krachten uit het pijpleidingsysteem
op de pomp worden uitgeoefend.
De pijpleidingen van de pomp afhellend installeren, zodat er geen condensaat terug-
loopt in de pomp; indien nodig een condensaat inbouwen.
– Wanneer er een hevelwerking in de leiding optreedt, moet op het diepste punt een
voorziening voor het aftappen van condensaat worden aangebracht.
Ontsnappen van giftige stoffen uit de afvoer!
Gevaar voor vergiftiging door uitgestoten gassen of dampen, die, bij overeenkomstige
toepassing, schadelijk voor de gezondheid en/of milieuverontreinigend kunnen zijn.
Toepasselijke voorschriften voor het hanteren van toxische stoffen opvolgen.
Voor het afscheiden van deze stoffen alleen plaatselijk goedgekeurde filterinstallaties
gebruiken.
VOORZICHTIG
WAARSCHUWING