Het ingangssignaal wordt gebruikt om het setpoint
te beïnvloeden.
•
Andere functie
De sensoringang wordt gebruikt om een
parameter te meten of bewaken.
Gemeten parameter
Selecteer een van de onderstaande parameters die
moeten worden gemeten in het systeem door de
sensor die is verbonden met de ingang.
NB: niet alle sensoren ondersteunen alle functies.
5
11
1
DPT
3
13
Q
PT
PT
TT
2
4
DPT
DPT
9
LT
Pos.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Niet getoond
Niet getoond
66
6
14
PT
TT
12
8
16
15
7
Q
DPT DTT
PT
TT
10
LT
Sensorfunctie/gemeten
parameter
Inlaatdruk
Versch.drk, zuig
Uitlaatdruk
Versch.drk, pers
Versch.drk, pomp
Druk 1, extern
Druk 2, extern
Verschildruk, ext.
Opslagtankniveau
Toevoer tankniv.
Pompflow
Flow, extern
Vloeistoftemp.
Temperatuur 1
Temperatuur 2
Temp.-verschil
Omgevingstemp.
Andere param.
8.8.2 Temperatuur
Functie
U kunt de sensor de volgende functies geven:
•
Inactief
•
Feedbacksensor.
De sensor wordt gebruikt voor de geselecteerde
regelmodus.
•
Setpoint-beïnvloeding
Het ingangssignaal wordt gebruikt om het setpoint
te beïnvloeden.
•
Andere functie
De sensoringang wordt gebruikt om een
parameter te meten of bewaken.
Gemeten parameter
Selecteer een van de onderstaande parameters die
moeten worden gemeten in het systeem door de
sensor die is verbonden met de ingang.
1
TT
Pos.
1
2
3
4
Niet getoond
8.8.3 Droogloopbeveiliging
Gebruik deze functie om de droogloopbeveiliging in te
stellen op Ingeschakeld of Uitgeschakeld.
Om deze functie te gebruiken moet u een CPS-
sensor installeren in de pompkop en aansluiten
op de pomp. Als de droogloopbeveiligingsfunctie
is ingeschakeld, wordt de pomp automatisch
uitgeschakeld bij drooglopen. Schakel de pomp
handmatig opnieuw in als deze is uitgeschakeld
vanwege drooglopen.
Vertraging droogloopdetectie
Met een detectievertraging geeft u de pomp de kans
om te starten en de lucht in de pomp weg te pompen
voordat de droogloopbeveiligingsfunctie drooglopen
detecteert en de pomp uitschakelt.
Wanneer het drooglopen meer dan 10
seconden duurt, kan de asafdichting
worden beschadigd en de levensduur van
het product worden verkort.
2
TT
4
3
DTT
TT
Sensorfunctie/gemeten
parameter
Vloeistoftemp.
Temperatuur 1
Temperatuur 2
Temp.-verschil
Omgevingstemp.