Installatie en Aansluiting
5. Relais, magneetschakelaars, elektromagnetische kleppen of spoelen van elektromechanische remmen
die dichtbij de frequentieregelaar zijn geïnstalleerd, kunnen storingen veroorzaken in het stuurcircuit.
Om dit effectte elimineren, moeten ontstoringsfilters (met wisselstroomvoeding) of vrijloopdiodes (met
gelijkstroomvoeding) parallel worden geschakeld aan de spoelen van deze apparaten.
6. Bij omvormers met framemaat D IP2X/Nema1 wordt een afschermingskit meegeleverd voor een betere
organisatie van de kabels van het communicatienetwerk. Raadpleeg voor meer informatie het installatieblad
dat bij de kit wordt geleverd.
3.2.6 Standaard vermogensaansluitingen
Vermogensaansluiting 1 - Start/Stop functie aangestuurd vanaf het toetsenbord (Lokale modus).
Met deze vermogensaansluiting kan de frequentieregelaar met de fabrieksinstellingen in de lokale modus werken.
Deze bedrijfsmodus is aangeraden voor gebruikers die voor het eerst een frequentieregelaar aanschaffen,
aangezien geen aanvullende vermogensaansluitingen vereist zijn.
3
Volg voor het opstarten in deze bedrijfsmodus de instructies in
WERKING STELLING op pagina
Vermogensaansluiting 2 - 2 - Draad start/stop functie (Afstandsmodus).
Dit bedradingsvoorbeeld is uitsluitend van toepassing op de fabrieksinstellingen en als de frequentieregelaar
in de afstandsmodus staat.
Met de fabrieksinstellingen wordt de selectie van de bedrijfsmodus (lokaal/afstand) uitgevoerd met behulp van
de bedieningstoets
van de bedieningssleutel
3-32 | CFW-11
5-1.
(de lokale modus is de standaardmodus). Stel P0220 = 3 in om de standaardinstelling
te wijzigen in afstandsmodus.
Hoofdstuk 5 EERSTE INSCHAKELING EN IN