Installatie en Aansluiting
3.2.3.2.2 Installatie van remweerstand
Installeer de remweerstand tussen de voedingsklemmen DC+ en BR.
Gebruik een getwiste kabel voor de aansluiting. Scheid deze kabels van de signaal- en stuurkabels. Bepaal
de afmetingen van de kabels overeenkomstig de toepassing en houd u aan de maximale en efectieve stroom.
Als de remweerstand in de kast van de frequentieregelaar is geïnstalleerd, houd dan rekening met de aanvullende
energiedissipatie bij het bepalen van de kastventilatie.
Stel parameter P0154 in met de weerstandswaarde in Ohm en parameter P0155 met het maximale vermogen
van de weerstand in kW.
GEVAAR!
De frequentieregelaar is voorzien van een regelbare thermische beveiliging voor de remweerstand.
De remweerstand en de remtransistor kunnen worden beschadigd als de parameters P0153, P0154,
en P0155 niet juist zijn ingesteld of als de ingangsspanning de maximale toegestane spanning
3
overschrijdt.
De thermische beveiliging van de frequentieregelaar, indien juist ingesteld, maakt de beveiliging van de
weerstand in geval van overbelasting mogelijk: deze beveiliging werkt echter niet als het remcircuit defect is.
Om beschadiging van de weerstand of brandgevaar te voorkomen, moet een warmterelais seriegeschakeld
worden met de weerstand en/of een thermostaat die in contact is met het lichaam van de weerstand om de
ingangsstroom van de frequentieregelaar te kunnen afschakelen, zoals weergegeven in
pagina
3-22.
3-22 | CFW-11
Magneetschakelaar
Voeding
Thermisch
relais
Besturing netvoeding
Thermostaat
Afbeelding 3.13: Remweerstand aansluiting
CFW-11
R
S
T
BR
DC+
Remweerstand
Afbeelding 3.13 op