Inhoudsopgave
Advertenties
Installatie en Aansluiting
OPMERKING!
Om de digitale ingangen als "Actief Laag" te gebruiken, verwijdert u de jumper tussen XC1:11 en
12 en plaatst u deze tussen XC1:12 en 13.
3
Afbeelding 3.18: Connector XC1 en DIP-schakelaars voor het selecteren van het type signaal van de anologe ingangen en
De analoge ingangen en uitgangen zijn in de fabriek ingesteld om te werken in het bereik 0 tot 10 V; deze
instelling kan worden veranderd door gebruik van DIP-schakelaar S1.
Tabel 3.6: DIP-schakelaar configuratie voor de selectie van het type signaal voor de analoge ingangen en uitgangen
Signaal
AI1
Snelheidsreferentie (op afstand)
AI2
Geen functie
AO1
Snelheid
AO2
Motorstroom
De parameters die betrekking hebben op de analoge ingangen en uitgangen (AI1, AI2, AO1, en AO2) moeten
overeenkomstig de instellingen van de DIP-schakelaars en de gewenste waarden worden geprogrammeerd.
Volg de instructies hieronder voor de juiste installatie van de stuurkabels:
1. Draaddikte: 0,5 mm² (20 AWG) tot 1,5 mm² (14 AWG).
2. Maximaal aandraaikoppel: 0,50 N.m (4,50 lbf.in).
3-30 | CFW-11
1
XC1
29
DIP-schake-
Fabrieksinstelling
laar
S1.4
S1.3
S1.1
S1.2
uitgangen
Selectie
UIT: 0 tot 10 V (fabrieksinstelling)
AAN: 4 tot 20 mA / 0 tot 20 mA
UIT: 0 tot ±10 V (fabrieksinstelling)
AAN: 4 tot 20 mA / 0 tot 20 mA
UIT: 4 tot 20 mA / 0 tot 20 mA
AAN: 0 tot 10 V (fabrieksinstelling)
UIT: 4 tot 20 mA / 0 tot 20 mA
AAN: 0 tot 10 V (fabrieksinstelling)
Slot 5
Slot 1 (wit)
Slot 2 (geel)
Slot 3 (groen)
Slot 4
Fabrieksinstelling
UIT
UIT
AAN
AAN
Advertenties
Inhoudsopgave
