Bediening
Aanpassing van uitgangsniveau
aan het programmamateriaal
Het normale weergaveniveau van de AVR 2000
wordt ingesteld met behulp van het testsignaal,
als beschreven op pagina 21-22. In sommige
gevallen echter, is het wenselijk om de weergave-
niveaus aan te passen aan de diverse program-
ma's waar u bekend mee bent. Verder kunnen de
weergave niveaus voor de sub-woofer en de
Stereo and VMAx functies alleen maar via deze
procedure aangepast worden.
Om de uitgangsniveaus te corrigeren met pro-
grammamateriaal kiest u eerst de surroundfunc-
tie waarvan u de luidsprekers wilt corrigeren, zie
opmerking verderop, door de juiste ingang te kie-
zen die is gekoppeld aan de gewenste surround-
functie en u start het programmamateriaal. Stel
het referentieniveau in met de volumeregelaar
(V.
Als het referentieniveau eenmaal is ingesteld,
drukt u op kanaalkeuze B Û waarop
FRONT L LEV verschijnt in de display X. Om
het niveau te veranderen drukt u eerst op instel-
len EÓ en vervolgens gebruikt u de instel-
C om het niveau te ver-
toetsen 5 of
/
⁄
¤
hogen of te verlagen. Gebruik NIET de volumere-
gelaar, want dit zal het referentieniveau verande-
ren. Druk op de toets instellen EÓ, zodra
de wijziging doorgevoerd is en druk vervolgens
C om even-
op de insteltoetsen 5 of
/
⁄
¤
tueel nog een ander kanaal aan te passen.
Om het niveau van de subwoofer aan te passen,
drukt u op de insteltoetsen 5 of
tot de aanwijzing WOOFER LEV in de
display X staat. Alleen beschikbaar wanneer tij-
dens de luidsprekerconfiguratie de subwoofer
werd gekozen. Zie pagina 18.
Druk, zodra de naam van het gewenste kanaal in
de display X en in beeld verschijnt, op instel-
len EÓ en volg de instructies op.
Herhaal de procedure zonodig, tot alle kanalen
die u wilt afstellen zijn ingesteld. Als alle instel-
lingen zijn gemaakt drukt u tweemaal op de
insteltoets EÓ en de AVR 2000 zal terug-
keren naar normale bediening.
28 BEDIENING
OPMERKING: de uitgangsniveaus kunnen voor
iedere digitale en analoge surroundfunctie afzon-
derlijk ingesteld worden. Indien u andere niveaus
voor een specifieke functie wenst, kies dan die
functie en volg stapsgewijs bovengenoemde
instructies.
Het wijzigen van de niveaus als hiervoor
beschreven verandert automatisch de instellingen
die worden aangegeven onder Instellen
Uitgangsniveaus (pagina 21). Deze blijven in het
geheugen van de AVR 2000 ook wanneer deze
wordt uitgeschakeld. Voor wat betreft de Stereo
en VMAx functies, is de hier beschreven procedu-
re de enige methode om een uitgangsniveau in
te stellen, d.w.z. om een VMAx niveau met ande-
re functies in overeenstemming te brengen.
Helderheid display
De display Ú op het frontpaneel van de AVR
2000 is standaard ingesteld op een helderheids-
niveau dat voldoende is om de informatie in een
normaal verlichte ruimte te kunnen lezen. Het is
echter mogelijk dat u onder bepaalde omstandig-
heden de helderheid tijdelijk wilt wijzigen, of
zelfs geheel wilt uitschakelen.
De helderheid van het display kan ook gewijzigd
worden door de toets instellen E 3 seconden
ingedrukt te houden, tot in de display X de
aanwijzing VFD FULL (volledig) aangegeven
wordt. Binnen 3 seconden drukt u nu op instel-
len 5 tot de gewenste helderheid is bereikt. Op
dat moment drukt u weer op instellen Ó om
de instelling te activeren.
C
Zodra het gewenste helderheidsniveau gekozen
/
⁄
¤
is, zal deze instelling van kracht blijven tot een
wijziging plaatsvindt of het systeem uitgescha-
keld wordt.
Geheugenbeveiliging
Dit product is uitgerust met een geheugenbeveili-
ging dat de opgeslagen zenders van de tuner en
de systeemconfiguratie vasthoudt als het appa-
raat helemaal wordt uitgeschakeld, de stekker uit
het stopcontact wordt genomen of wanneer de
netspanning uitvalt. Dit geheugen blijft ca. 2
weken behouden; daarna dient alle informatie
opnieuw te worden ingevoerd.