4.
Cursortoets
Hiermee worden functies van het parameterdisplay en functiedisplay bediend.
5.
Toets PompreinigingsprogrammaHiermee wordt het pompreinigingsprogramma
geactiveerd. Vocht kan door de olie geabsorbeerd worden als de pomp alleen korte cycli
draait of als u vochthoudende producten verpakt. Dit programma verwijdert vocht uit de
olie van de vacuümpomp. Zie Pompreinigingsprogramma uitvoeren op pagina 92 voor
instructies.
6.
Parameterdisplay
Dit display toont de actuele waarde van de actieve functie tijdens de programmacyclus of de
ingestelde waarde van de geselecteerde functie als de machine niet actief is. Er brandt een
rode stip rechtsonder als de optie Vacuüm+ geactiveerd is.
7.
Functiedisplay
De led vóór de functie licht op als de functie actief is tijdens de programmacyclus of als de
functie geselecteerd is in de programmeermodus.
8.
Toets – / STOP Hiermee wordt tijdens een verpakkingscyclus de volledige cyclus
onderbroken. Alle functies worden overgeslagen en de cyclus wordt beëindigd. In de
programmeermodus wordt met deze toets de waarde van de geselecteerde parameter
verlaagd.
9.
Toets + / VACUUM STOPHiermee wordt de actieve functie gestopt en verdergegaan met de
volgende programmastap. In de programmeermodus wordt met deze toets de waarde van de
geselecteerde parameter verhoogd.
10. Vacuümmeter
Toont de druk in de vacuümkamer. Een waarde van -1 bar komt overeen met 99% vacuüm.
11. Aan/uit-knop
Hiermee wordt het bedieningspaneel in- of uitgeschakeld.
6.1.2
Machine opstarten
1.
Steek de stekker in het stopcontact.
2.
Druk op de aan/uit-knop op het bedieningspaneel om de bediening in te schakelen.
Bij het eerste opstarten of het beluchten worden mogelijk 3 streepjes op het display weergegeven.
Dit betekent dat de machine moet worden belucht. Open in dat geval het deksel om de machine te
beluchten.
6.1.3
Verpakkingscyclus starten
De machine moet zijn opgestart volgens Machine opstarten op pagina 33 voordat u een
verpakkingscyclus start.
1.
Selecteer het gewenste programma.
Druk op de toets PROG 0 – 9
2.
Plaats het product/de producten.
a.
Stop het product/de producten in de vacuümzak.
b.
Plaats de vacuümzak in/op de vacuümkamer. Zorg ervoor dat de opening(en) juist
geplaatst zijn op de sealpositie(s).
Bediening
33