Barcodetype
EAN-13
EAN-8
UPC-A
UPC-E
Interleaved 2 of 5
POSTNET
Code 39
Code 128
De volgende regels zijn van toepassing op het afdrukken van
barcodes:
Streepjescodes worden steeds unidirectioneel afgedrukt. Bij
vermenging met raster-bitafbeeldingdata wordt de streepjes-
code noch de raster-bitafbeeldingdata afgedrukt.
Als een deel van de streepjescode voorbij de rechtermarge
valt, wordt de streepjescode niet afgedrukt.
Indien streepjescodedata en tekstgegevens samen in een da-
tastring voorkomen, worden de streepjescodes en de tekste-
lementen op dezelfde plaats afgedrukt.
De start- en stoptekens (*) van Code 39 worden toegevoegd
aan de tekens die door mensen waarneeembaar zijn.
De initiële data van Code 128 (Set A, B, or C) wordt be-
schouwd als de eerste data van 128 en moet hexadecimaal zijn
(respectievelijk 41, 42, en 43).
Als Code 128 Set C en Interleaved 2 of 5 geselecteerd zijn,
moet de streepjescodedata een datastring met even cijfers zijn.
Indien echter een string met oneven cijfers wordt doorge-
stuurd, wordt 0 automatisch toegevoegd zodat het een string
met even cijfers wordt.
De beginplaats van de afdruk van de streepjescode (behalve
POSTNET) is steeds 40/360 in. boven de onderlijn.
Streepjescodedata
0-9 (Hex 30-39)
0-9 (Hex 30-39)
0-9 (Hex 30-39)
0-9 (Hex 30-39)
0-9 (Hex 30-39)
0-9 (Hex 30-39)
0-9 (Hex 30-39), (Hex 41-5A), (Hex 20, 24, 25,
2B, 2D, 2E, 2F)
Set A, Set B, Set C
C-17
Specificaties
C