Niet-lineaire asfoutcorrectie
Wanneer u met de niet-lineaire asfoutcorrectie
wilt werken, moet u:
•
de functie niet-lineaire asfoutcorrectie via
bedrijfsparameter 40 inschakelen (zie
"Bedrijfsparameters")
•
na het inschakelen van de teller ND de
referentiepunten passeren!
•
de correctiewaardetabel ingeven
Door de machineconstructie (b.v. doorbuiging, spindelfout,
etc.) kan een niet-lineaire asfout optreden. Een dergelijke
niet-lineaire asfout wordt meestal met een vergelijkings-
meetsysteem (b.v. VM101) geconstateerd.
In de werkstand "Lengtemeting"
Er kan een correctiewaardetabel met ieder 64 correctie-
waarden worden gemaakt.
In de werkstand "Hoekmeting"
Er kan een correctiewaardetabel met 72 correctiepunten
worden gemaakt (afstand tussen de punten: 5 graden).
U selecteert de correctiewaardetabel via P00 CODE en de
ingave van het sleutelgetal 10 52 96 (zie Bedrijfsparameters).
Correctiewaarden bepalen
Voor het bepalen van de correctiewaarden (b.v. met een
VM 101) moet na het selecteren van de correctiewaardetabel
de REF-uitlezing met de toets "-" worden geselecteerd.
34
De letter "R" in het linker afleesvenster geeft aan dat de
getoonde positiewaarde aan het referentiemerk is
gerelateerd. Wanneer "R" knippert, moet het referentiemerk
worden gepasseerd.
Ingave in de correctiewaardetabel
1)
•
referentiepunt
:
hier moet worden ingegeven vanaf welk punt er moet
worden gecorrigeerd. Het geeft de absolute waarde tot
het referentiepunt aan.
Tussen het meten en de ingave van de asfout in
de correctiewaardetabel mag het referentiepunt
niet worden veranderd!
•
afstand tussen de correctiepunten
de afstand tussen de correctiepunten volgt uit de formule:
x
afstand = 2
[µm], waarbij de waarde van exponent x in de
correctiewaardetabel wordt ingegeven.
Minimale in te geven waarde:
Maximale in te geven waarde:
Voorbeeld: verplaatsing 900 mm met 15 correctiepunten
==> afstand 60,000 mm
volgende tweede macht: 2
(zie "Tabel voor bepaling van de puntafstand")
in de tabel in te geven waarde: 16
•
correctiewaarde:
de bij de getoonde correctiepositie gemeten
correctiewaarde in mm moet worden ingegeven.
Correctiepunt 0 heeft altijd de waarde 0 en kan niet
worden veranderd.
1)
Alleen in de werkstand "Lengtemeting"
1)
:
6 (= 0,064 mm)
20 (= 1048,576 mm)
16
= 65,536 mm