Vlotterschakeling voor tussenkoppeling
Pompen zonder vlotterschakeling kunnen achteraf worden
uitgerust met een HOMA-vlotterschakeling voor tussen-
koppeling. De elektrische aansluiting vindt plaats door de
vlotterschakeling tussen contactdoos en netstekker van
de pompen te koppelen. Bij installatie achteraf moet de
vlotterkabel overeenkomstig de gewenste schakelafstand
en het schakelniveau aan de pomp, de stijgbuis of een
ander vast geïnstalleerd punt bevestigen. De vlotter met
kabel mag in geen geval gewoon in de vloeistof worden
gegooid, omdat correct schakelen alleen mogelijk is als de
vlotter een draaibeweging om het bevestigingspunt van
de kabel kan maken. Mogelijke gevolgen bij het negeren
van deze aanwijzing zijn overstroming (pomp schakelt
niet in) of vernieling van de pomp door drooglopen (pomp
schakelt niet uit).
Belangrijk: Na elke wijziging van de vlotterbevestiging is
het absoluut van belang dat met een testloop wordt ge-
controleerd of de vlotterschakeling naar behoren werkt.
Bij toepassing van aparte vlotters voor pomp-start, pomp-
stop en alarm moeten de schakelpunten als boven (zie
punt 7.2 paragraaf Aanwijzing) worden gekozen. De
alarmvlotter moet ca. 10 cm boven het pomp-inschakel-
punt schakelen, maar altijd onder de toevoer.
5.3. Inbedrijfstelling
Dit hoofdstuk bevat alle belangrijke instructies voor het
bedieningspersoneel voor een veilige inbedrijfstelling en
bediening van de machine. Het is van belang dat de vol-
gende gegevens worden aangehouden en gecontroleerd:
•
Opstellingswijze
•
Bedrijfswijze
•
Minimale afdekking door water/Max. dompeldiepte
Na een langere stilstandtijd moeten deze gegevens
eveneens worden gecontroleerd en moeten evt. vast-
gestelde gebreken worden verholpen! Het bedrijfs- en
onderhoudshandboek moet altijd bij de machine of op
een daartoe bestemde plaats worden bewaard, waar
het altijd toegankelijk is voor het voltallige bediening-
spersoneel.
Om letsel en materiële schade bij de inbedrijfstelling van
de machine te vermijden, moeten de volgende
Punten beslist worden nageleefd:
De inbedrijfstelling van de machine mag uitsluitend
worden uitgevoerd door gekwalificeerd en geschoold
personeel met inachtneming van de veiligheidsaanwi-
jzingen.
•
Het voltallige personeel dat aan de machine werkt,
moet de handleiding ontvangen, gelezen en begrep-
en hebben.
•
Activeer
alle
noodstop-schakelingen vóór de inbedrijfstelling.
42 | nEDErlanDS
All manuals and user guides at all-guides.com
veiligheidsinrichtingen
•
Elektrotechnische en mechanische instellingen mo-
gen alleen door vakkrachten worden uitgevoerd.
•
Deze machine is alleen geschikt voor toepassing bij
de aangegeven bedrijfsvoorwaarden.
5.4. Voorbereidende werkzaamheden
De machine is volgens de nieuwste stand der techniek
geconstrueerd en gemonteerd, zodat deze onder normale
bedrijfsvoorwaarden lang en betrouwbaar werkt. Voor-
waarde daarvoor is echter dat u alle eisen en aanwijzingen
in acht neemt. Kleine olielekkages van de glijringafdichting
vormen geen bezwaar, maar moeten worden verholpen
voordat de pomp in de vloeistof wordt neergelaten of on-
dergedompeld.
Controleer de volgende punten:
•
Kabelgeleiding – geen lussen, licht gespannen
•
Temperatuur van de vloeistof en dompeldiepte
controleren – zie machinegegevensblad
•
Wordt aan de perszijde een slang gebruikt, dan
moet deze voor gebruik met schoon water worden
doorgespoeld, zodat afzettingen niet tot verstoppin-
gen leiden
•
Bij natte opstelling moet de pompput worden gerein-
igd
•
Het leidingenstelsel aan druk- en zuigzijde moet
worden gereinigd en alle afsluiters moeten worden
geopend
•
Het pomphuis moet overstroomd worden, d.w.z. dat
het volledig met het medium moet zijn gevuld en dat
het geen lucht meer mag bevatten. De ontluchting
kan plaatsvinden door passende ontluchtingssyste-
men in de installatie of, indien aanwezig, door ont-
luchtingsschroeven op de persaansluiting.
•
Controleren
ophangvoorziening stevig en correct vastzitten
•
Controle
van
droogloopbeveiliging
5.5. Elektrisch systeem
Bij de aanleg en keuze van elektrische leidingen en bij het
aansluiten van de motor moeten de relevante plaatselijke
en VDE-voorschriften worden nageleefd.
Gevaar door elektrische stroom!
Door ondeskundige omgang met stroom bestaat
levensgevaar! Alle pompen met vrije kabeluiteinden
moeten door een elektricien worden aangesloten.
5.6. Motorbeveiliging
Eenfasemotor
Pompen met 230 V/1Ph-motoren zijn bij uitlevering
uitgerust met een schakeltoestel met motorbeveilig-
ingschakelaar, aanloopcondensator en bedrijfscondensa-
tor. Deze HOMA-schakeltoestellen zijn ook als toebehoren
leverbaar. Bij toepassing van andere schakeltoestellen
moet bij de configuratie van de motorbeveiligingschake-
laar worden gelet op de nominale stroom van de motor.
Driefasenmotor
Pompen met driefasenmotoren hebben standaard geen
en
schakeltoestel met motorbeveiligingschakelaar. De bij-
passende HOMA-schakeltoestellen zijn als toebehoren
leverbaar.
of
toebehoren,
leidingenstelsel,
aanwezige
niveauregelingen
of