● de auto is niet aangesloten op
een aanhanger of een elektrische
fietsdrager
● normaal rijgedrag (het systeem
detecteert een sportieve rijstijl,
d.w.z. bediening van het rempe‐
daal of het gaspedaal)
● wegen met goede rijstrookmar‐
keringen
● er is geen reservewiel gemon‐
teerd
● de bestuurder neemt de handen
gedurende langere tijd niet van
het stuurwiel
● de auto maakt geen scherpe
bocht
Inschakelen
Als het systeem is geactiveerd,
brandt het led-lampje in de toets j
niet. Druk om een gedeactiveerd
systeem te activeren op j.
Het systeem werkt bij snelheden
tussen 65 km/h en 180 km/h, en als
er rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn. De bestuurder moet het stuurwiel
vasthouden. De elektronische stabili‐
teitsregeling moet zijn geactiveerd.
Bij het corrigeren van het traject knip‐
pert het controlelampje L geel.
Als de bestuurder de rijrichting van de
auto wenst aan te houden, kan hij/zij
de correctie onderbreken door het
Rijden en bediening
stuurwiel stevig vast te houden, bijv.
tijdens een uitwijkmanoeuvre. De
correctie wordt onderbroken bij
bediening van de richtingaanwijzers.
Als de auto is uitgerust met actieve
dodehoekdetectie, wordt de onder‐
breking van de rijstrookcorrectie
mogelijk geannuleerd.
Dodehoekdetectiesysteem 3 151.
De correctie is niet actief bij bediening
van de richtingaanwijzers en gedu‐
rende enkele seconden na het
uitschakelen van de richtingaanwij‐
zers.
Als het systeem waarneemt dat de
bestuurder het stuurwiel niet perma‐
nent vasthoudt, onderbreekt het de
correctie. Een waarschuwingsbericht
op het Driver Information Center en
een geluidssignaal waarschuwen u
wanneer er onmiddellijke actie van u
vereist is.
159