De modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
In de automatische modus wordt het
rijprogramma aangegeven door D.
In de handgeschakelde modus
worden M en het nummer van de
geselecteerde versnelling aange‐
duid.
R geeft de achteruitversnelling aan.
N duidt de neutrale stand aan.
P duidt de parkeerstand aan.
Schakelen
Verplaats de keuzehendel of druk op
de desbetreffende knoppen zoals op
de afbeelding hierboven getoond.
P : parkeerstand, de voorwielen zijn
geblokkeerd, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaat en de
parkeerrem is aangetrokken
R : Achteruitversnelling, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaat
N : neutrale stand
D : automatische modus
M : handgeschakelde modus
< : opschakelen in handgescha‐
kelde modus
] : terugschakelen in handgescha‐
kelde modus
De keuzehendel is vergrendeld in
stand P. Controleer vóór het ontgren‐
delen van de versnellingsbak of het
contact aan is. Trap daarna het
rempedaal in en druk op UNLOCK.
Zet nu de keuzehendel in de gewen‐
ste modus.
De motor kan alleen worden gestart
met de keuzehendel in P of N.
Wanneer de stand N is geselecteerd,
trapt u de rem in of schakelt u de
parkeerrem in alvorens te starten.
Rijden en bediening
Rem voordat u de achteruitversnel‐
ling inschakelt volledig af. Trap
daarna het rempedaal in en druk op
R. Zet nu de keuzehendel in
UNLOCK.
Tijdens het schakelen geen gas
geven. Gas- en rempedaal nooit
gelijktijdig bedienen.
Wanneer een versnelling is ingescha‐
keld en de rem wordt losgelaten, rijdt
de auto langzaam weg.
Afremmen op de motor
Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, tijdig een
lagere versnelling selecteren.
Handgeschakelde modus 3 116.
Auto heen en weer schommelen
Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is
vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Beweeg de keuzehendel
meermaals tussen stand D en R heen
en weer. Motor niet te hoge toeren
laten maken en snel optrekken voor‐
komen.
115