GEVAAR
Wanneer u het toerental van de motor
tijdens het wetten verandert, kunnen de
messenkooien tot stilstand komen.
• Verander nooit het motortoerental
tijdens het wetten.
• Wet de messenkooien uitsluitend als
de motor stationair loopt.
2.
Met de hendel voor maaien/transport in de
M
schakelt u de aftakas in. Zet de
AAISTAND
maai-/hefhendel naar voren om te beginnen met
wetten.
3.
Breng de wetpasta aan met een borstel met
lange steel.
Belangrijk:
Gebruik nooit een borstel met
een korte steel.
4.
Als de messenkooien blijven vastzitten of
instabiel worden tijdens het wetten, moet u het
toerental van de messenkooien verhogen totdat
de snelheid stabiliseert. Zet daarna het toerental
weer op de gewenste snelheid. Dit kunt u doen
door de knoppen op het InfoCenter te gebruiken.
5.
Als u een aanpassing moet uitvoeren aan de
maai-eenheden terwijl u aan het wetten bent,
moet u als volgt te werk gaan:
A.
Zet de maai-/hefhendel naar achter en druk
op de aftakasschakelaar om de aftakas uit
te schakelen.
B.
Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
C.
Stel de maai-eenheden af.
D.
Herhaal stap
6.
Herhaal stap
3
voor de andere maai-eenheden
die u wilt wetten.
Wetten beëindigen
1.
Plaats de maai-/hefhendel naar achter en druk
op de aftakasschakelaar om de aftakas uit te
schakelen.
2.
Schakel de wetfunctie uit met de knoppen in het
InfoCenter.
Belangrijk:
Als u de wetfunctie na het
wetten niet U
zet, zullen de maaidekken niet
IT
omhoog komen of naar behoren werken.
3.
Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
4.
Spoel alle wetpasta van de maai-eenheden.
5.
Voor een betere snijrand moet u de voorkant
van het ondermes bijvijlen als u klaar bent met
wetten.
1
tot en met 3.
Opmerking:
kunnen bramen of ruwe randen ontstaan. Het
beste resultaat verkrijgt u door de snijrand
te vijlen loodrecht op het voorvlak van het
ondermes. Zo verwijdert u bramen.
6.
Stel indien nodig het contact tussen de
messenkooi en het ondermes af.
7.
Zet het toerental van de messenkooien in de
gewenste maaistand.
82
Door het wetten van de snijrand