Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Pad slaat. Het basisvolume kunt in dit geval regelen
door de waarde van de aanslaggevoeligheidsparam-
eter aan te passen (zie ook hieronder).
Aanslaggevoeligheid (SENS)
Met deze parameter (1~15) stelt u de aanslaggevoe-
ligheid van de Pad in (d.w.z. de aanslagwaarde die,
naargelang de slagsterkte en gekozen curve, via MIDI
verzonden wordt.). Bij het verhogen van de waarde
neemt de gevoeligheid toe. Hierdoor wordt, zelfs als
u zacht op de Pad slaat, een hoog volume geprodu-
ceerd.
Als de u Curve op "Cst" instelt, zal de "SENS" para-
meter de onderstaande aanslagwaarden zenden:
SENS
CURVE
1
1
2
10
3
19
4
28
5
37
6
46
7
55
8
64
Programmakeuze (PGM CHG)
Door de ingave van programmakeuze-commando's,
kunt u de SPD-20 automatisch klanken (Patches)
van andere MIDI-instrumenten laten oproepen. Met
deze parameter specifieert u welk programmanum-
mer (1~128/oFF) er verzonden moet worden. Tel-
kens als u deze parameter in de Edit mode instelt,
stuurt de SPD-20 onmiddellijk het gekozen pro-
grammanummer uit via de MIDI-uitgang. Als u
daarna op de Pad slaat, kunt u controleren of het
gekozen nummer overeenstemt met de gewenste
klank (Patch) van de externe MIDI-geluidsbron. Zet
deze parameter op "oFF" als u geen programmakeu-
ze-commando's wilt doorsturen.
Zodra u in de Play Mode een SPD-20 Patch oproept,
zendt elke Pad een programmanummer op het aan
hem toegewezen MIDI-kanaal. Als u twee of meer
Pads, met verschillende programmanummers, aan
hetzelfde MIDI-kanaal toewijst, zal enkel het pro-
grammanummer van de Pad met de hoogste rangor-
de doorgestuurd worden.
Opmerking: Indien u in de Edit mode tegenstrijdige waarden
(verschillende programmanummers voor eenzelfde MIDI-
kanaal) inbrengt, begint het display sneller te knipperen om
u te waarschuwen; bovendien zullen de programmanummers
van de Pads met de laagste rangorde niet worden doorge-
stuurd tijdens de Edit procedure.
SENS
CURVE
9
73
10
82
11
91
12
100
13
109
14
118
15
127
Opmerking: Als u een pad enkel wilt gebruiken om program-
manummers te zenden moet u er een zendkanaal P1~P16
aan toewijzen (zie blz. 36). Zo voorkomt u namelijk dat de
pad ook nootnummers zendt.
De onderstaande tabellen geven de verhouding aan
tussen de MIDI-programmanummers (1~128) in
het display en de GBN (Groep/Bank/Nummer) pro-
gramma-indeling die bij Roland instrumenten
gebruikt wordt.
Groep A
1
1
1 2
2
9 10 11 12 13 14 15 16
3
17 18 19 20 21 22 23 24
4
25 26 27 28 29 30 31 32
5
33 34 35 36 37 38 39 40
6
41 42 43 44 45 46 47 48
7
49 50 51 52 53 54 55 56
8
57 58 59 60 61 62 63 64
Groep B
1
1
65 66 67 68 69 70 71 72
2
73 74 75 76 77 78 79 80
3
81 82 83 84 85 86 87 88
4
89 90 91 92 93 94 95 96
5
97 98 99 100 101 102 103 104
6
105 106 107 108 109 110 111 112
7
113 114 115 116 117 118 119 120
8
121 122 123 124 125 126 127 128
GBN systeem: Bij dit systeem zijn de keuzeknoppen
waarmee men Patches oproept, ingedeeld in groepen
(A/B), banken (1~8) en nummers (1~8). Een derge-
lijke onderverdeling is van toepassing bij een flink
aantal Roland synthesizers en geluidsmodules.

MIDI-parameters instellen

De MIDI-parameters zijn apart in te stellen voor de
A en B Pad Banks. Hierdoor kan elke Pad desgewenst
twee verschillende externe geluidsbronnen aanstu-
ren.
1) Kies in de Play mode, met de PATCH/VALUE
[+][-] knoppen, de Patch (1~99) waarvoor u MIDI-
parameters wenst in te stellen.
2) Druk op [EDIT] om over te schakelen naar de Edit
mode.
3) Gebruik [SELECT] om de MIDI parametergroep te
kiezen.
4) Selecteer de gewenste parameter met de [▲] [▼]
knoppen.
5) Druk op [BANK A/B] om de Pad Bank te kiezen
waarin u de verandering wenst aan te brengen.
6) Sla op de Pad waarvan u de parameterwaarde wilt
veranderen.
Aansluiten van MIDI-apparatuur
Nummer
2
3
4
5
6
7
8
3 4 5 6 7 8
Nummer
2
3
4
5
6
7
8
39

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave