SPD-20 Handleiding
Aanslagcurves (CURVE)
Met deze parameter bepaalt u hoe het instrumentvo-
lume zal reageren op de slagsterkte. U kunt kiezen uit
16 responscurves.
Linear
Exponential 1
Exponential 4
Spline 1
S o f t 2
So f t 3
Hard 2
Hard 3
Door SF (Soft) en Hd (Hard) aanslagcurves op ver-
schillende Layers te combineren kunt u interessante
klankenmaken:
Voorbeeld 1: als u SF1 en Hd2, of SF2 en Hd2
gebruikt voor respectievelijk Pad Bank A en B, dan
wordt het geluid van bank B stiller naarmate u har-
der aanslaat (Velocity Crossfade).
Voorbeeld 2: door op dezelfde manier als hierboven
SF3 en Hd3 te combineren kunt u tussen twee klan-
ken "schakelen" (Velocity Switch). Hier is dus sprake
van een abrupte in plaats van een geleidelijke over-
gang.
Pad Bank A
Pad Bank B
+
Soft 1
Pad Bank A
Pad Bank B
+
Soft 3
Opmerking: Als u CSt kiest reageren de pads niet op uw aan-
slag. Het klinkt dus steeds even luid, of u nu hard of zacht
slaat.
20
Exponential 2
Exponential 3
Spline 2
S o f t 1
S o f t 4
Hard 1
Hard 4
Constant
Velocity Crossfade
Hard 1
Velocity Switch
Hard 3
Effectdiepte regelen (FX SEND)
Deze parameter laat toe om de effectintensiteit (0~
15) in te stellen voor ieder instrument dat aan een
Pad werd toegewezen. Bij het verhogen van de waar-
de neemt de effectintensiteit toe (op "0" is er geen
effect). Let wel: hiermee bepaalt u het volume van
instrumentsignaal dat naar het effect wordt gezon-
den, maar niet het weergavevolume van het effect
zelf. Gebruik deze parameter dus om een "effectba-
lans" tussen de gebruikte instrumenten tot stand te
brengen.
Het totale effectvolume van een Patch wordt bepaald
door de FX LEVEL parameter in de FX/PEDAL para-
metergroep (blz. 21).
FX SEND
Sound Generating
section
LEVEL
Deze effect "Send" parameter levert alleen een hoor-
baar resultaat op als: de [FX ON/OFF] functie (de
effectschakelaar) aan staat en er een waarde, groter
dan "0", toegekend werd aan de FX LEVEL parame-
ter (het weergavevolume van het effect).
Veranderen van klankparameters
(editen)
Het is niet mogelijk om tegelijkertijd de klankpara-
meters van de A en B banken te editen. Gebruik de
[BANK A/B] knop om van de ene naar de andere
bank te schakelen en verander de parameters voor
elke bank apart.
Als u een klankparameter verandert in een Patch
waarin de Layer functie niet actief is, kunt u stap 4
van de hieronder omschreven procedure weglaten.
1) Kies in de Play mode, met de PATCH/VALUE
knoppen [-] [+], de Patch (1~99) die u wenst te ver-
anderen.
2) Druk op [EDIT] om de Edit mode te activeren.
3) Sla op de Pad waarvan u één of meerder parameters
wilt veranderen.
4) Schakel, indien nodig, de Layer functie in of uit.
5) Druk op [BANK A/B] om de bank te selecteren
waarin u veranderingen wenst aan te brengen.
Opmerking: Als de Layer functie aan staat, begint de indica-
tor van de gekozen Pad Bank te knipperen.
6) Druk op [SELECT] om de SOUND parametergroep
(zie blz. 18) te kiezen.
7) Gebruik de [▲] [▼] knoppen om de parameter te
selecteren die u wenst te veranderen.
Effects section
FX LEVEL
OUTPUT
PAN
L/MONO
R