7.
7. Selecteer het raster in het bevestigingsscherm dat het dichtst in de buurt komt van het
controleraster voor de spuitopeningen dat u hebt afgedrukt.
Als patroon C geen ontbrekende lijnen heeft in alle drie de groepen en patroon D geen
horizontale strepen heeft (A):
Er is geen reiniging vereist. Selecteer Alle A (All A) en druk daarna op de knop OK.
Bevestig het bericht en druk op de knop OK.
Het scherm Onderhoud (Maintenance) wordt opnieuw weergegeven.
Als er in patroon C lijnen ontbreken in een van de drie groepen of als patroon D horizontale
strepen bevat (B):
De reiniging is vereist. Selecteer Ook B (Also B) en ga vervolgens naar de volgende stap.
8.
8. Selecteer Ja (Yes) op het bevestigingsscherm voor het reinigen.
De printer start het reinigen van de printkop.
Belangrijk
• Voer geen andere handelingen uit tot de printer klaar is met het reinigen van de printkop.
•
9. Controleer het bericht en selecteer Ja (Yes).
9.
Het controleraster voor de spuitopeningen wordt afgedrukt en er worden twee bevestigingsschermen op
het LCD-scherm weergegeven.
10. Herhaal stap 6 t/m 9.
10.
Belangrijk
• Als er geen verbetering optreedt nadat u het reinigingsproces twee keer hebt herhaald, voert u Diepte-
•
reiniging (Deep Cleaning) uit.
317