7 BEDIENING VAN HET TOESTEL
Eventueel antivries glycol aan het water van de installatie (vrij van onzuiverheden) toevoegen, van het type geremd mono-et-
▶
hyleen, in de hoeveelheid die geschikt is voor de minimum wintertemperatuur van de installatiezone (zie de Tabel 4.2 b. 24);
de installatie onder druk zetten (waterdruk tussen 1 en 2 bar)
▶
Als u het toestel gedurende de wintermaanden wilt uitschakelen of langere tijd wilt stopzetten, is het raadzaam het hydrau-
lisch circuit niet leeg te maken, omdat hierdoor oxidatie kan optreden. Dit oxidatieproces kan schade toebrengen aan zowel
het hydraulisch systeem als de Remeha warmtepomp. Ook is het belangrijk om te controleren of het hydraulisch circuit geen
lekkages bevat die ertoe kunnen leiden dat het systeem gedeeltelijk leegloopt. De bovenstaande aanbeveling dient te wor-
den opgevolgd om te voorkomen dat continu water moet worden bijgevuld, waardoor het risico bestaat dat extra zuurstof
wordt toegevoegd en de gebruikte corrosieremmer, bijvoorbeeld glycol, wordt verdund. Indien glycol wordt toegepast,
adviseert Remeha een glycol met remmende substantie (inhibitor) te gebruiken. Toepassing in gegalvaniseerde leidingen
wordt afgeraden, omdat deze niet zijn bestand tegen glycol.
Nodig: Het toestel dient afgesloten te zijn van het stroom/gasnet
1.
Open de gaskraan voor aanvoer van gas naar de installatie en controleer of er geen gaslucht waarneembaar is (aanwezigheid
van eventuele lekken);
Indien u een gaslucht ruikt, moet de gaskraan onmiddellijk weer worden gesloten zonder enig ander elektrisch apparaat te
bedienen, waarna u vanaf een veilige locatie de hulp van professionele deskundigen inroept.
2.
Indien geen gaslucht geconstateerd wordt kan het toestel op het elektriciteitsnet aangesloten worden via de externe schei-
dingsschakelaar die door de installateur op een apart paneel is aangebracht (zet de hoofdschakelaar op ON, zie detail GS in
Figuur 5.3 b. 28);
3.
Controleer of de hydraulische installatie gevuld is;
4.
Controleer of de condensafvoer schoon is;
5.
Controleer of het afvoerkanaal niet verstopt is,
6.
Schakel het toestel in.
50