Acties voor componenttests
z
Een triggertype selecteren:
1. Selecteer de knop Triggertype.
Het vervolgmenu verschijnt (Afbeelding 5-57).
2. Selecteer een optie.
Er verschijnt een submenu, tenzij u Geen selecteert.
3. Selecteer Auto of Normaal in het submenu.
4. Als u klaar bent met het instellen van de triggermodi, drukt u op N/X om het menu te sluiten.
Triggerflank
Met de knop Triggerflank (Afbeelding 5-60) selecteert u de richting waarin de golfvorm moet
gaan (stijgend of dalend) als het triggerpunt wordt overschreden.
Afbeelding 5-57
–
Als een kanaaltrigger (K1–2) wordt geselecteerd, wordt in het grafiekgebied een
plusteken (+) weergegeven met de kleur van het kanaal dat het voorstelt
(Afbeelding 5-58).
–
Als de trigger Cil wordt geselecteerd, wordt een wit plusteken (+) weergegeven aan de
onderzijde van het grafiekgebied. Dit teken stelt het moment voor waarop een cilinder
wordt gedetecteerd op de toerentalkabel (Afbeelding 5-59).
Afbeelding 5-58
Afbeelding 5-59
Afbeelding 5-60
Voorbeeld van het menu Triggertype
Voorbeeld van de markering van de triggerpositie
Voorbeeld van de markering van de cilindertriggerpositie
Voorbeeld van de knop Triggerflank
57
Tests uitvoeren