Pagina 1
Gebruikershandleiding Februari 2013 ZEETMDE303D Rev. B...
Pagina 2
De informatie, specificaties en illustraties in deze handleiding zijn gebaseerd op de meest recente informatie die beschikbaar was toen deze publicatie werd gedrukt. Snap-on behoudt zich het recht voor op elk moment wijzigingen aan te brengen zonder voorafgaande kennisgeving. Bezoek onze website op: http://diagnostics.snapon.com (North America)
Veiligheidsinformatie Voor uw veiligheid en die van anderen, alsook ter voorkoming van schade aan dit product en voertuigen waarop dit product wordt toegepast, is het belangrijk dat de bijgaande Veiligheidshandleiding in zijn geheel wordt gelezen en begrepen door iedereen die met het product werkt of ermee in contact komt.
Veiligheidsinformatie Belangrijke veiligheidsinstructies WAARSCHUWING Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden, kan leiden tot de dood of ernstig letsel van de gebruiker of omstanders. VOORZICHTIG Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden, kan leiden tot licht of tamelijk ernstig letsel van de gebruiker of omstanders.
Inhoudsopgave Veiligheidsinformatie ........................ iv Regels met betrekking tot veiligheidswaarschuwingen ..............iv Belangrijke veiligheidsinstructies....................v Inhoudsopgave .......................... vi Hoofdstuk 1: Deze handleiding ....................1 Conventies............................ 1 Vette tekst ..........................1 Symbolen ..........................1 Terminologie .......................... 2 Opmerkingen en belangrijke mededelingen................2 Procedures..........................2 Help bij functie ..........................
Inhoudsopgave Met behulp van de batterij....................17 De AC/DC-voedingsadapter aansluiten ................19 Autovoedingskabels aansluiten ................... 19 De eenheid aanzetten ........................ 20 Helderheid en contrast aanpassen..................... 20 Kabels en klemmen aansluiten....................21 Afdrukken instellen ........................22 Een computer aansluiten......................22 De eenheid uitzetten........................22 Hoofdstuk 4: Navigatie......................
Pagina 8
Inhoudsopgave Componentinformatie bekijken..................... 58 Functies en voordelen ........................ 60 Instructies ........................... 60 Geavanceerde tests ........................61 Hoofdstuk 6: Multimeteracties ....................62 Multimetersoftware selecteren....................63 Grafische meter ........................63 Digitale meter ........................65 Multimetertests uitvoeren ......................66 Hoofdstuk 7: Scopeacties......................67 Scopesoftware selecteren ......................
Pagina 9
Inhoudsopgave Systeeminfo..........................97 Hoofdstuk 10: Onderhoud ....................... 99 Reiniging en controle op beschadiging..................99 Batterij ............................99 De batterij vervangen ......................99 10-ampère zekering ......................... 100 CompactFlash®-kaarten (CF) ....................100 Opslagtips..........................100 Vereisten voor verwijdering ...................... 101 Appendix A: Problemen oplossen ..................102 Batterij laadt niet op........................
Deze handleiding Hoofdstuk 1 Deze handleiding bevat instructies voor het gebruik van de Vantage PRO™. Sommige illustraties in deze handleiding kunnen opties bevatten die in uw systeem ontbreken. Neem contact met een verkoper op voor informatie over beschikbaarheid. 1.1 Conventies De volgende conventies worden gehanteerd.
Deze handleiding Conventies 1.1.3 Terminologie “Selecteren” betekent een knop of menu-item markeren met de thumbpad en op de knop Y/a drukken om de selectie te bevestigen. Voorbeeld: Selecteer Opnieuw instellen. • De bovenstaande instructie is een verkorte vorm van de volgende procedure: 1.
Deze handleiding Help bij functie 1.2 Help bij functie De helpfunctie van de Vantage PRO bevat naslaginformatie en procedure-informatie uit deze handleiding. Ga vanuit het hoofdmenu naar Help bij functie in het menu Hulpprogramma's. Zie "Help bij functie" op pagina 95 voor meer informatie.
Inleiding Hoofdstuk 2 De Vantage PRO™ (Afbeelding 2-1) bevat een digitale en grafische multimeter, een labscope en een ontstekingsscope met een krachtige diagnostische database. Afbeelding 2-1 Vantage PRO Deze diagnostische database bevat componentspecifieke testgegevens en zorgt voor automatische functieconfiguratie voor de test die u selecteert. Dankzij een indeling met meerdere vensters kunt u tegelijkertijd metingen en componentspecifieke testinformatie bekijken.
Pagina 14
Inleiding Functionele beschrijving 4— Rechterhandgreep 5— Knop Helderheid/contrast 6— Knop S 7— Aan/uit-knop 8— Linkerhandgreep Afbeelding 2-3 Bovenaanzicht van de Vantage PRO ® 1— Sleuf voor CompactFlash -kaart (CF) 1 Sleuf voor CF-hoofdprogrammakaart (geen hot swapping). 2— Sleuf voor CF-kaart 2 Ondersteunt I/O hot swapping.
Inleiding De standaard 2.2 De standaard De Vantage PRO heeft een ingebouwde metalen standaard die aan de achterzijde is bevestigd. Als de standaard niet wordt gebruikt, wordt deze tegen de achterzijde van de eenheid bevestigd met behulp van ingebouwde behuizingsklemmen. Als de standaard is uitgeklapt, staat de eenheid in een hoek van 45°, zodat deze handsfree kan worden afgelezen (Afbeelding 2-5).
Inleiding Technische specificaties 2.3 Technische specificaties Display: Transflectieve LCD (Liquid Crystal Display) Zichtbaar bij alle verlichtingscondities 320 x 240 resolutie (1/4 VGA) 256 kleuren 144,8 mm (5,7 inch) ® Sleuf voor CompactFlash -kaart (CF): CF type 1 Sleuf 1 is voor de CF-hoofdprogrammakaart Sleuf 2 is voor extra opties, zoals een CF-opslagkaart Batterij: Nikkel-metaalhydride...
Inleiding Bedrijfsspecificaties 2.4 Bedrijfsspecificaties De volgende tabellen bevatten de bedrijfsspecificaties van de Vantage PRO voor: Scopefuncties • Testinstrumentfuncties • 2.4.1 Scopefuncties In de volgende tabellen worden de scopefuncties beschreven voor: • Analoog-naar-digitaal-conversie (A/D) • Horizontale tijdbasis en frameopslag Scope: Analoog-naar-digitaal-conversie Nauwkeurigheid/ Functie Bereik...
Inleiding Bedrijfsspecificaties 2.4.2 Testinstrumentfuncties De volgende tabel bevat de functies van het testinstrument. Functie Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 0,001 A +(1,5% + 2 cijfers) Amp (intern) 0,01 A +(1,0% + 2 cijfers) 10 A Diode/doorgang 0,002 V +(1% + 2 cijfers) 1 Hz –...
Pagina 19
Inleiding Bedrijfsspecificaties Functie Bereik Resolutie Nauwkeurigheid MC dwell-graden 0,1° +(0,5% + 2 cijfers) 0,05 +(1,5% + 2 cijfers) 40 k 400 k 10 k +(2,0% + 2 cijfers) 0,005 s +(1,7% + 2 cijfers) 0,01 s 0,01 ms 0,025 s 0,05 s Pulsbreedte 0,1 s...
Inleiding Bedieningsknoppen Functie Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 0,1 mV 0,001 V Volt DC +(1,0% + 2 cijfers) (kanaal 1) 0,01 V 0,1 V 0,1 mV 0,1 mV 0,001 V 0,001 V 0,001 V Volt DC 0,01 V +(1,0% + 2 cijfers) (kanaal 2) 0,01 V 0,01 V...
Inleiding Aansluitingen 2.5.1 Knop (Ja) De knop Y/a heeft de volgende functie: • Het item selecteren dat u hebt gemarkeerd met de thumbpad. • Schakelen tussen cursors. 2.5.2 Knop (Nee) De knop N/X heeft de volgende functie: Een menu of programma verlaten. •...
Inleiding Voedingsbronnen 2.6.1 Testkabelstekkers Er worden standaard veiligheidsbanaanstekkers gebruikt voor testkabels. Zie de volgende secties voor gerelateerde informatie: • "Kabels en klemmen" op pagina 16 • "Kabels en klemmen aansluiten" op pagina 21 2.6.2 DC-voedingsaansluiting De DC-voedingsaansluiting kan worden gebruikt om het apparaat van voeding te voorzien met de AC/DC-voedingsadapter.
Inleiding Voedingsbronnen Afbeelding 2-7 AC-voedingsadapter NOOT: Als de AC/DC-voedingsadapter is aangesloten op de Vantage PRO, laadt deze een geïnstalleerde batterij niet op. Zie "Batterijlader" op pagina 14 voor meer informatie. 2.7.2 Batterij De Vantage PRO kan worden gevoed door een oplaadbare nikkel-metaalhydride-batterij die onder in de eenheid, achter de rechterhandgreep is geïnstalleerd (Afbeelding 2-8).
Inleiding Voedingsbronnen Afbeelding 2-9 Batterijlader De Vantage PRO batterijlader gebruikt dezelfde AC/DC-voeding als de Vantage PRO zelf. Zie "AC/DC-voedingsadapter" op pagina 13 voor meer informatie. 2.7.4 Autovoedingskabels (optioneel) De Vantage PRO kan vanuit een voertuig worden gevoed met behulp van de optionele aanstekervoedingskabel en de optionele accuvoedingskabel (Afbeelding 2-10).
Inleiding Kabels en klemmen 2.8 Kabels en klemmen De Vantage PRO-kit bevat de volgende standaardkabels en -klemmen: Kabel voor kanaal 1 • Kabel voor kanaal 2 • Krokodillenklemmen • BELANGRIJK: Trek aan de connector, niet aan de draad, om de kabels uit de aansluitingen te verwijderen. Als u aan de draad trekt, kan de kabel beschadigd raken.
Aan de slag Hoofdstuk 3 In deze sectie wordt uitgelegd hoe u aan de slag gaat met de Vantage PRO™. De volgende procedures komen aan de orde: 1. De Vantage PRO van voeding voorzien 2. De eenheid aanzetten 3. Helderheid/contrast aanpassen 4.
Pagina 27
Aan de slag Voeding verschaffen Afbeelding 3-1 Stand van batterij en lader 1— Batterij 2— Batterijlader 3— DC-voedingsaansluiting 4— Lampjes van de laadstatus Als het laden begint, gaat een rood lampje branden. 3. Laat de batterij opladen totdat er een groen statuslampje gaat branden. Als de batterij te heet of te koud is, of geen lading kan vasthouden, gaat zowel een rood als een groen statuslampje knipperen.
Aan de slag Voeding verschaffen Er verschijnt gedurende vier minuten een waarschuwing voordat de batterij volledig ontladen is (Afbeelding 3-3). Afbeelding 3-3 Voorbeeld van de waarschuwing bij een lege batterij Doorwerken nadat de batterijwaarschuwing is weergegeven: Kies een AC/DC-voedingsadapter en sluit deze aan. •...
Aan de slag De eenheid aanzetten De autovoedingskabels aansluiten: 1. Plaats het 2,5 mm uiteinde van de aanstekervoedingskabel in de DC-voedingsaansluiting boven op de Vantage PRO™. 2. Plaats het andere uiteinde van de aanstekervoedingskabel in de sigarettenaansteker of de aansluiting van de accuvoedingskabel. 3.
Aan de slag Kabels en klemmen aansluiten Helderheid en contrast aanpassen: 1. Druk op de knop Helderheid/contrast. Het dialoogvenster Helderheid/contrast instellen wordt weergegeven (Afbeelding 3-5). 2. Selecteer een schuifregelaar met de pijl rechts c of links e. 3. Druk op de pijl omhoog b of omlaag d om de helderheid en het contrast aan te passen. 4.
Aan de slag Afdrukken instellen 3.5 Afdrukken instellen De Vantage PRO kan afdrukken op PCL 3-printers of hoger met USB. Voordat u de knop Afdrukken op de bovenste werkbalk kunt gebruiken, moet u het volgende doen: 1. De printer instellen. 2.
Pagina 32
Aan de slag De eenheid uitzetten Afbeelding 3-6 Dialoogvenster Vantage PRO uitzetten 2. Selecteer Stand-by of Uitzetten of druk op N/X om te annuleren. Stand-bymodus sluiten: Druk op een willekeurige knop van de thumbpad. •...
Navigatie Hoofdstuk 4 In deze sectie worden de elementaire schermlay-out en de algemene navigatie van de Vantage PRO™ beschreven. 4.1 Schermlay-out Schermen van de Vantage PRO bevatten een bovenste werkbalk, een hoofdgedeelte, een onderste werkbalk en een statusbalk (Afbeelding 4-1). Afbeelding 4-1 Voorbeeld van het scherm Scope 1—...
Pagina 34
Navigatie Schermlay-out Afbeelding 4-3 Voorbeeld van de bovenste werkbalk van een “gepauzeerd scherm” Tabel 4-1 Knoppen op de bovenste werkbalk Naam Knop Beschrijving Hiermee bepaalt u hoe de gegevens worden Weergave weergegeven. Hiermee stopt u het verzamelen van gegevens Pauzeren en kunt u de gegevens bekijken.
Navigatie Schermlay-out Afbeelding 4-5 Voorbeeld van een gepauzeerd scherm met de positie-indicator 1— Knop Afspelen 2— Positie-indicator De gegevensbuffer kan niet worden gemarkeerd of geselecteerd. Handmatig door opgeslagen frames bladeren: 1. Selecteer Bekijken terwijl het scherm is gepauzeerd. 2. Druk op de pijl links e en rechts c. 4.1.2 Hoofdgedeelte Het hoofdgedeelte van de testschermen bevat het volgende: •...
Navigatie Selecties maken Tabel 4-2 Knoppen op de onderste werkbalk (deel 2 van 2) Naam Knop Beschrijving Hiermee past u de verticale afstand aan tussen de Rasterafstand cilinders in het ontstekingsscoperaster. Hiermee bepaalt u hoeveel tijd op het scherm wordt Tijdbasis weergegeven.
Navigatie Selecties maken 4.2.1 Navigeren in schermen met meerdere vensters Het hoofdgedeelte van het scherm Componenttests en het scherm Componentinformatie is verdeeld in meerdere vensters (Afbeelding 4-7). NOOT: Schuifpijlen in een venster geven aan dat er meer informatie beschikbaar is die niet op het scherm past.
Navigatie Eenvoudig bladeren Aanvullende informatie weergeven: Druk op de pijl omhoog b of omlaag d in het geselecteerde venster (Afbeelding 4-9) • om meer informatie weer te geven. Afbeelding 4-9 De pijl omlaag geeft aan dat er meer informatie is Als er optionele details of aanvullende tests beschikbaar zijn voor de geselecteerde componenttest, wordt onder in het venster testprocedure een opdrachtbalk weergegeven (Afbeelding 4-10).
Navigatie Schermberichten Met Eenvoudig bladeren verandert de navigatie op de volgende manieren: Met de pijlen omhoog b en omlaag d navigeert u door menu's. • De pijl rechts c werkt als de knop Y/a, om de selectie van menu-items te bevestigen. •...
Acties voor componenttests Hoofdstuk 5 In deze sectie worden de functies beschreven die toegankelijk zijn vanuit het menu Componenttests. Afbeelding 5-1 Voorbeeld van het menu Componenttests Het menu Componenttests (Afbeelding 5-1) bevat de volgende opties: • Nieuwe voertuig-id • Vorige voertuigen •...
Acties voor componenttests Het testvoertuig identificeren Identify the Vehicle Select a Component Connect to the Vehicle Perform the Test Afbeelding 5-2 Basisacties van componenttests 5.2 Het testvoertuig identificeren Componenttests variëren afhankelijk van het voertuig en het systeem. Voordat u een lijst kunt weergeven met beschikbare componenttests, moet u een specifiek voertuigsysteem identificeren.
Acties voor componenttests Het testvoertuig identificeren Afbeelding 5-4 Voorbeeld van voertuigidentificatiegegevens Als u klaar bent met het identificeren van het voertuig, wordt een bevestigingsbericht weergegeven (Afbeelding 5-5). Afbeelding 5-5 Voorbeeld van het bevestigingsbericht van voertuigidentificatie 3. Als u door wilt gaan, selecteert u een componenttest. Nieuwe voertuig-id verlaten: •...
Acties voor componenttests Een componenttest selecteren 5.3 Een componenttest selecteren Nadat een testvoertuig is geïdentificeerd, kunt u een selectie maken in het menu Componenttests. Het hoofdgedeelte (Afbeelding 5-10) van het testscherm bevat de volgende secties: Venster Testprocedure—bevat aansluitings- en testprocedures. •...
Acties voor componenttests Aansluiten op een testvoertuig Afbeelding 5-10 Voorbeeld van het scherm Componenttests 5.4 Aansluiten op een testvoertuig Bepaalde componenttests vereisen het gebruik van specifieke kabels om de Vantage PRO aan te sluiten op een testvoertuig. Het eerste testscherm bevat aansluitingsinformatie. Aansluiten op een testvoertuig: Volg de instructies op het scherm, in de vensters Testprocedure en Ondersteuning •...
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Componenttests uitvoeren: 1. Selecteer het venster Testprocedure. 2. Gebruik de thumbpad om alle instellingsinstructies te lezen. Instructies worden weergegeven in het venster Testprocedure en in het venster Ondersteuning worden illustraties weergegeven (Afbeelding 5-12). Afbeelding 5-12 Voorbeeld van instellingsinstructies 3.
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Afbeelding 5-14 Voorbeeld van het menu Weergave 2. Selecteer een weergaveoptie. Het scherm wordt aangepast aan uw selectie (Afbeelding 5-15). Afbeelding 5-15 Voorbeeld van een RPM-weergave 5.5.2 Gegevens pauzeren Met de knop Pauzeren (Afbeelding 5-16) stopt u het verzamelen van gegevens, zodat u de gegevens kunt beoordelen.
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Gepauzeerde testgegevens vrijgeven: Selecteer Afspelen. • De gegevens op het scherm worden weer vernieuwd en de werkbalkknoppen krijgen de oorspronkelijke functie. 5.5.3 Gegevens bekijken De knop Bekijken wordt met de thumbpad gebruikt om gepauzeerde gegevens te bekijken. De positie-indicator (Afbeelding 5-17) geeft de positie van het huidige frame aan.
Acties voor componenttests Tests uitvoeren 5.5.4 Zoomen Met de knop Zoomen wijzigt u de vergroting van gepauzeerde gegevens. Deze knop wordt in plaats van de knop Snapshot weergegeven wanneer de weergave is gepauzeerd. Inzoomen op gepauzeerde testschermen: 1. Selecteer Zoomen. Er wordt een vervolgmenu weergegeven (Afbeelding 5-19).
Acties voor componenttests Tests uitvoeren 5.5.5 Cursors Met de knop Cursors (Afbeelding 5-21) kunt u digitale-amplitudemetingen, frequentiemetingen en tijdmetingen uitvoeren op testgegevens. Afbeelding 5-21 Knop Cursors Cursors gebruiken: 1. Selecteer Cursors. Er worden twee verticale cursorlijnen weergegeven op het scherm (Afbeelding 5-22). Afbeelding 5-22 Voorbeeld van het scherm Cursors 2.
Acties voor componenttests Tests uitvoeren 5.5.6 Snapshots maken Met de knop Snapshot legt u, terwijl u test, gegevens vast voordat een probleem optreedt en daarna. Een snapshot maken: 1. Selecteer Snapshot. Er wordt een vervolgmenu weergegeven (Afbeelding 5-24). Afbeelding 5-24 Voorbeeld van het menu Snapshot 2.
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Snapshotinstellingen wijzigen U kunt een snapshot op de volgende manieren instellen: Het percentage na de trigger aanpassen—snapshots kunnen bestaan uit tussen 10% en • 90% vastgelegde gegevens na triggering. • Opslaan op verschillende locaties—snapshots kunnen worden opgeslagen naar CF1, CF2 of de USB-poort.
Acties voor componenttests Tests uitvoeren De minimale/maximale digitale waarde opnieuw instellen: Selecteer Opnieuw instellen. • Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven (Afbeelding 5-30). Afbeelding 5-30 Voorbeeld van het bevestigingsbericht voor opnieuw instellen Nadat de waarden opnieuw zijn ingesteld, verdwijnt het bevestigingsbericht. 5.5.8 Gegevens opslaan Met de knop Opslaan kunt u gegevens en voorinstellingen in het geheugen opslaan.
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Afbeelding 5-32 Voorbeeld van het dialoogvenster Notatie van opgeslagen gegevens instellen 3. Maak desgewenst selecties in de menu's om voorkeuren in te stellen. Het dialoogvenster Notatie van opgeslagen gegevens instellen werkt hetzelfde als het dialoogvenster Notatie van opgeslagen gegevens bewerken zoals te vinden in de modus Opgeslagen gegevens.
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Afbeelding 5-34 Voorbeeld van het menu Afdrukken 2. Selecteer een menuoptie en druk op Y/a. Het scherm wordt afgedrukt volgens uw printerinstellingen. Zie "Afdrukken instellen" op pagina 22. 5.5.10 Instellen gebruiken Met de knop Instellen (Afbeelding 5-35) kunt u bepalen hoe informatie wordt weergegeven. Afbeelding 5-35 Voorbeeld van het menu Instellen Instellen gebruiken:...
Pagina 55
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Afbeelding 5-37 Voorbeeld van het Scherm Instellen, Eenheden, Fabrieksstandaard 1— Gebied Kanaalstatus Hier worden de schaalinstellingen voor alle kanalen weergegeven. 2— Knop Schaal Hier wordt de schaalinstelling voor het geselecteerde kanaal weergegeven. Er zijn drie schaalopties bij Weergeven als: •...
Pagina 56
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Afbeelding 5-39 Voorbeeld van Volledige schaal geselecteerd NOOT: U kunt het dialoogvenster Eenheden ook openen vanuit het submenu Functie instellen van het menu Hulpprogramma's, zoals beschreven in "Eenheden" op pagina 88. Eenheden wijzigen: 1. Selecteer Instellen > Eenheden. Het dialoogvenster Eenheden wordt weergegeven (Afbeelding 5-36 op pagina 45).
Pagina 57
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Afbeelding 5-40 Voorbeeld van het dialoogvenster Ontstekingssysteem De volgende typen ontstekingen en instellingen zijn beschikbaar: • Standaard—de inductieve toerentalsensor wordt verbonden met de spoel- of bougiedraad van een distributiesysteem. Stel het aantal cilinders en de ontstekingsvolgorde van de cilinders in.
Pagina 58
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Afbeelding 5-41 Voorbeeld van een rasterscherm Triggerweergave Selecteer Triggerweergave om de triggerpositiewaarden in te schakelen (Afbeelding 5-42). Afbeelding 5-42 Voorbeeld van triggerwaarden Als Triggerweergave niet is geselecteerd, worden triggerpositiewaarden alleen weergegeven als de knop Triggerpositie wordt geselecteerd op de onderste werkbalk. Triggerwaarden weergeven: •...
Pagina 59
Acties voor componenttests Tests uitvoeren De schaalwaarden worden weergegeven op de X-as (horizontaal) en de Y-as (verticaal) van de grafiek (Afbeelding 5-43). Afbeelding 5-43 Voorbeeld van een scherm met schaalweergave Omgekeerde kleuren Selecteer Omgekeerde kleuren om het kleurenschema te wijzigen. Het kleurenschema wijzigen: •...
Acties voor componenttests Tests uitvoeren 5.5.12 Kalibratie-LED Als u een omvormertest voor diodes, doorgang, ohm of druk selecteert, wordt een bericht weergegeven met kalibratie-instructies (Afbeelding 5-45). Afbeelding 5-45 Voorbeeld van het bericht voor de kalibratieprocedure Als het testscherm wordt weergegeven, geeft de LED (Afbeelding 5-46) op de werkbalk de kalibratiestatus van het kanaal aan: •...
Pagina 61
Acties voor componenttests Tests uitvoeren De volgende kanaalopties zijn beschikbaar: • Weergegeven—hiermee wordt het signaal van een kanaal zichtbaar gemaakt. Omgekeerd—hiermee wordt de geselecteerde golfvorm ondersteboven gedraaid. Dit wordt • meestal gebruikt wanneer een secundaire ontsteking wordt getest of wanneer golfvormen worden weergegeven vanuit de lage-ampèresonde.
Pagina 62
Acties voor componenttests Tests uitvoeren De kanaalinstelling wijzigen: 1. Selecteer Kanaalnummer. Het instellingsmenu voor kanalen wordt weergegeven (Afbeelding 5-48). 2. Selecteer het kanaal dat u wilt wijzigen (K 1 of K 2). 3. Selecteer de kanaalinstellingsoptie Piekdetectie of Filter. Sonde Met de knop Sonde (Afbeelding 5-50) kunt u een andere test selecteren.
Pagina 63
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Een metingschaal selecteren: 1. Selecteer Schaal. Het menu Schaal wordt weergegeven (Afbeelding 5-51). 2. Selecteer een optie. De knop Schaal en de golfvormen op het scherm veranderen en geven uw selectie weer. Signaalnulpunt verplaatsen Met de knop Signaalnulpunt verplaatsen verplaatst u de nulpositie (0) van het geselecteerde kanaal omhoog of omlaag binnen het testweergavegebied.
Acties voor componenttests Tests uitvoeren De optie Handmatige drempelselectie gebruiken: 1. Selecteer Drempel > Handmatige drempelselectie. Het dialoogvenster Handmatige drempelselectie wordt weergegeven (Afbeelding 5-54). Afbeelding 5-54 Voorbeeld van het dialoogvenster Handmatige drempelselectie De minimale en de maximale signaalwaarde worden links en rechts van de drempelwaarde weergegeven ter informatie.
Acties voor componenttests Tests uitvoeren NOOT: Als de tijdbasis korter is dan 1 seconde, worden enkele frames verzameld als u de knop Pauzeren selecteert. Hoe sneller de tijdbasis is, hoe meer frames worden verzameld. 5.5.15 De trigger instellen Gebruik de triggerbedieningsbalk (Afbeelding 5-56) om de criteria in te stellen voor het starten van de weergave van gegevens.
Pagina 66
Acties voor componenttests Tests uitvoeren Een triggertype selecteren: 1. Selecteer de knop Triggertype. Het vervolgmenu verschijnt (Afbeelding 5-57). Afbeelding 5-57 Voorbeeld van het menu Triggertype 2. Selecteer een optie. Er verschijnt een submenu, tenzij u Geen selecteert. 3. Selecteer Auto of Normaal in het submenu. –...
Acties voor componenttests Componentinformatie bekijken NOOT: Deze knop is alleen beschikbaar wanneer een kanaal het actieve triggertype is. 5.5.16 Triggerpositie De knop Triggerpositie (Afbeelding 5-61) wordt gebruikt om het triggerpunt voor een opgegeven kanaal te verplaatsen over de X-as (horizontaal) of de Y-as (verticaal) van de weergave. Afbeelding 5-61 Voorbeeld van de knop Triggerpositie Het triggerpunt verplaatsen:...
Pagina 68
Acties voor componenttests Componentinformatie bekijken Het hoofdgedeelte van het scherm Componentinformatie (Afbeelding 5-62) kan een of meer van de volgende secties bevatten: • Werking—hiermee krijgt u een algemene beschrijving van de normale werking van de component. Connector—hiermee wordt de connector van de component weergegeven en krijgt u •...
Acties voor componenttests Functies en voordelen Afbeelding 5-64 Voorbeeld van componentopties 3. Selecteer Componentinformatie. Het scherm Componentinformatie wordt weergegeven (Afbeelding 5-65). Afbeelding 5-65 Voorbeeld van het scherm Componentinformatie 5.7 Functies en voordelen Selecteer Functies en voordelen om beschrijvingen weer te geven van de meter, inclusief functies en voordelen, specificaties en accessoires.
Acties voor componenttests Geavanceerde tests • Les van 20 minuten over stroomopbouw—geeft een korte inleiding in stroomopbouw. Info over zuurstofsensors en tips voor tests—hiermee wordt de componenttestmeter • weergegeven in de “live” grafische modus, met tips over zuurstoftests zodat u de fundamentele concepten van zuurstofsensordiagnose leert begrijpen.
Multimeteracties Hoofdstuk 6 In deze sectie worden het menu Multimeter en de acties ervan uitgelegd. Afbeelding 6-1 Voorbeeld van het menu Multimeter Het menu Multimeter (Afbeelding 6-1) bevat de volgende opties: • Grafische meter • Digitale meter Hieronder volgt een overzicht van de basisacties voor de multimeterfuncties. 1.
Multimeteracties Multimetersoftware selecteren 6.1 Multimetersoftware selecteren Er zijn twee typen multimeterfuncties beschikbaar: Grafische meter (Zie "Grafische meter" op pagina 63) • Digitale meter (Zie "Digitale meter" op pagina 65) • Een multimeteroptie selecteren: 1. Selecteer in het hoofdmenu Multimeter > Grafische meter of Digitale meter. 2.
Pagina 73
(0 – 90°) gemeten. Hiermee wordt het inlaatspruitstukvacuüm 0 – 20 inHg Vacuüm 100 psi gemeten met behulp van de Snap-on 0 – 100 PSI omvormer. Hiermee worden brandstofsystemen, motorolie en Druk 100 psi transmissies gemeten met behulp van de Snap-on 0–100 PSI omvormer.
Hiermee wordt de stroom voor componenten zoals bobines, Lage ampère (20) verstuivers, brandstofpompen en parasitair verbruik gemeten met behulp van de Snap-on lage-ampèresonde. Hiermee wordt de stroom voor componenten zoals Lage ampère (40) ventilatoren en elektrische motoren gemeten met behulp...
Multimeteracties Multimetertests uitvoeren Afbeelding 6-6 Voorbeeld van het testscherm Digitale meter 6.2 Multimetertests uitvoeren Wanneer u tests uitvoert met de multimeter, werken de werkbalken en knoppen hetzelfde als bij componenttests. De beschikbaarheid van knoppen en menuopties verschilt afhankelijk van de test die u hebt geselecteerd.
Scopeacties Hoofdstuk 7 In deze sectie worden het menu Scope en de acties ervan uitgelegd. NOOT: De meeste van de scopewerkbalken en -knoppen werken hetzelfde als de multimeter. In deze sectie worden alleen de verschillen besproken. Afbeelding 7-1 Optie Scope in het hoofdmenu Het menu Scope bevat de volgende opties: (Afbeelding 7-1): •...
Scopeacties Scopesoftware selecteren Select Scope Software Connect Test Leads Connect to the Vehicle Perform the Test Afbeelding 7-2 Basisacties voor de scopefunctie 7.1 Scopesoftware selecteren Er zijn twee typen scopefuncties beschikbaar: • Labscope (Zie "Labscope" op pagina 68) • Ontstekingsscope (Zie "Ontstekingsscope" op pagina 70) In de volgende procedures wordt uitgelegd hoe u een scopefunctie selecteert.
Pagina 78
Snap-on 0–500 PSI omvormer. Hiermee worden ABS, stuurbekrachtiging en krachtige hydraulische Druk 5000 psi systemen gemeten met behulp van de Snap-on 0–5000 PSI omvormer. Afbeelding 7-4 Voorbeeld van het scherm Scope 1— Informatie over de kanaalstatus...
Scopeacties Scopesoftware selecteren 7.1.2 Ontstekingsscope Met de onstekingsscope kunt u een secundaire golfvorm bekijken met behulp van vooringestelde weergaveopties voor het ontstekingspatroon (Afbeelding 7-5). Afbeelding 7-5 Voorbeeld van het submenu Ontstekingsscope Als u alle cilinders van een motor tegelijkertijd aansluit, vereenvoudigt dat een cilindervergelijking op de volgende manieren: U kunt alle cilinders tegelijkertijd bekijken.
Pagina 80
Scopeacties Scopesoftware selecteren Ontstekingspatronen Er zijn vier opties voor ontstekingspatronen (Afbeelding 7-5) beschikbaar om de secundaire golfvorm te bekijken en te vergelijken voor alle motorcilinders (Afbeelding 7-6). • In het patroon Parade wordt de secundaire golfvorm van elke cilinder in de ontstekingsvolgorde van links naar rechts op het scherm weergegeven.
Pagina 81
Scopeacties Scopesoftware selecteren Afbeelding 7-8 Voorbeeld van de vaste optie Piekdetectie van kanaal 1 Aanpassing gevoeligheid Met de knop Aanpassing gevoeligheid (Afbeelding 7-9) kunt u de detectiegevoeligheid voor cilinderontstekingen instellen. Hoe lager de instelling, hoe gevoeliger de onstekingsscope is voor het detecteren van cilinderontsteking.
Pagina 82
Scopeacties Scopesoftware selecteren NOOT: Bij waste spark-ontstekingssystemen wordt de instelling van het gevoeligheidsniveau alleen weergegeven op kanaal 1, maar de instelling geldt voor beide kanalen. Zie "Aanpassing van gevoeligheid" op pagina 114 voor meer informatie over het gebruik. Gemiste cilinderdetectie Als een cilinderontsteking niet wordt gedetecteerd, omdat de ontsteking te gering is om bij de huidige instelling te worden gedetecteerd of omdat er helemaal geen ontsteking is, wordt op het scherm een lege ruimte weergegeven (Afbeelding 7-10).
Pagina 83
Scopeacties Scopesoftware selecteren Afbeelding 7-11 Voorbeeld van de menuselectie Digitale kV De metingen voor ontsteking-kV, vonk-kV en vonkduur (brandtijd) worden berekend op basis van de secundaire golfvorm. • Ontsteking-kV (OKV)—voltage dat nodig is om de rotor en de elektrodeafstand te overbruggen en een vonk te maken over de bougie-elektrodes.
Scopeacties Scopetests uitvoeren 7.2 Scopetests uitvoeren Wanneer u tests uitvoert met de scope, werken de werkbalken en knoppen hetzelfde als bij componenttests. De beschikbaarheid van knoppen en menuopties verschilt afhankelijk van de test die u hebt geselecteerd. Zie de volgende secties over acties van componenttests voor gerelateerde informatie: •...
Scopeacties Voorinstellingen gebruiken Afbeelding 7-14 Voorbeeld van het scherm Beheer voorinstellingen NOOT: Fabrieksinstellingen worden aangeduid met een slotpictogram naast de naam en kunnen niet worden bewerkt, verwijderd, gekopieerd of verplaatst. De werkbalken en knoppen (Afbeelding 7-14) van het scherm Beheer voorinstellingen werken hetzelfde als in het scherm Gegevensbeheer dat u opent met de knop Opgeslagen gegevens, met uitzondering van het bewerken van opgeslagen voorinstellingen.
Scopeacties Voorinstellingen gebruiken Afbeelding 7-16 Voorbeeld van een geselecteerde voorinstelling 2. Markeer een voorinstelling in de lijst. 3. Selecteer de knop Laden. Er wordt een scopescherm weergegeven met de geselecteerde voorinstelling. 7.3.2 Voorinstellingen bewerken Met de knop Bewerken kunt u voorinstellingen op de volgende manieren bewerken: Opmerkingen toevoegen •...
Pagina 87
Scopeacties Voorinstellingen gebruiken Afbeelding 7-17 Voorbeeld van het dialoogvenster Naam en opmerking bewerken NOOT: De pictogrammen Opmerkingen en Naam zijn niet actief als er geen toetsenbord is aangesloten. 5. Selecteer Opmerkingen. De sectie Aanvullende informatie wordt geactiveerd (Afbeelding 7-18). Afbeelding 7-18 Voorbeeld van een opmerking 6.
Scopeacties Voorinstellingen gebruiken Afbeelding 7-19 Voorbeeld van het veld Bestandsnaam 8. Typ met het toetsenbord een bestandsnaam en druk vervolgens op Esc om het veld Bestandsnaam te verlaten. NOOT: Als u geen bestandsnaam opgeeft, wordt automatisch een naam voor u gemaakt (bijvoorbeeld “Gebruiker00x”).
Scopeacties Voorinstellingen gebruiken 7.3.4 Voorinstellingen kopiëren en verplaatsen Met de knoppen Kopiëren en Verplaatsen wijzigt u de opslaglocatie van uw aangepaste voorinstellingen. Voor deze functies is het gebruik van een CF-kaart in de CF2-kaartsleuf vereist. Gekopieerde en verplaatste voorinstellingen gaan naar de inactieve CF-kaart. Bijvoorbeeld: Als u CF1 opgeeft als uw opslagvoorkeur voor Opslaan in en u de knoppen Kopiëren en Verplaatsen gebruikt, gaat de geselecteerde voorinstelling naar CF2 (inactieve CF-kaart).
Gegevensbeheer Hoofdstuk 8 In deze sectie worden het menu Opgeslagen gegevens en de acties voor gegevensbeheer besproken. Met de knop Opgeslagen gegevens (Afbeelding 8-1) opent u het scherm Gegevensbeheer. Afbeelding 8-1 Voorbeeld van het menu Opgeslagen gegevens In het scherm Gegevensbeheer (Afbeelding 8-2) kunt u opslaggeheugen en opgeslagen bestanden beheren.
Gegevensbeheer Opgeslagen bestanden identificeren 2— Bewerken Hiermee voegt u id's en opmerkingen aan een opgeslagen bestand toe. 3— Verwijderen Hiermee wist u de opgeslagen bestanden uit het opslaggeheugen. 4— Kopiëren Hiermee kopieert u de geselecteerde bestanden van de ene CF-sleuf naar de andere. 5—...
Gegevensbeheer Opgeslagen bestanden bewerken • Gegevens bekijken met de knop Bekijken als de opgeslagen gegevens meer dan één scherm beslaan. • Het scherm afdrukken. Gegevens laden: 1. Selecteer in het hoofdmenu Opgeslagen gegevens > Gegevensbeheer. Het scherm Gegevensbeheer wordt weergegeven (Afbeelding 8-2 op pagina 81). 2.
Pagina 93
Gegevensbeheer Opgeslagen bestanden bewerken NOOT: De knop Opmerking toevoegen is alleen actief als er een USB-toetsenbord is aangesloten. 5. Selecteer de knop Opmerking toevoegen. De sectie Opmerking toevoegen wordt weergegeven (Afbeelding 8-4). Afbeelding 8-4 Voorbeeld van de sectie Opmerking toevoegen 6.
Gegevensbeheer Opgeslagen bestanden verwijderen 8.4 Opgeslagen bestanden verwijderen Met de knop Verwijderen verwijdert u opgeslagen testgegevens. Bestanden verwijderen: 1. Selecteer in het hoofdmenu Opgeslagen gegevens > Gegevensbeheer. Het scherm Gegevensbeheer wordt weergegeven (Afbeelding 8-2 op pagina 81). 2. Als u een bestand selecteert in de lijst op het scherm, gebruikt u de pijlen omhoog b en omlaag d.
Gegevensbeheer Alle bestanden selecteren Controleren of de gegevens zijn gekopieerd of verplaatst: 1. Laat de CF-bestemmingskaart in de sleuf. BELANGRIJK: Als de Vantage PRO aan staat, moet u de hoofdprogrammakaart nooit uit sleuf CF1 verwijderen. 2. Selecteer op de bovenste werkbalk Instellen. Het dialoogvenster Gegevens opslaan wordt weergegeven.
Hulpprogramma's Hoofdstuk 9 In deze sectie worden het menu Hulpprogramma's en de acties ervan uitgelegd. Met de knop Hulpprogramma's krijgt u toegang tot systeeminformatie en verschillende systeeminstellingen (Afbeelding 9-1). Afbeelding 9-1 Voorbeeld van het menu Hulpprogramma's De volgende opties voor hulpprogramma's kunnen beschikbaar zijn: •...
Hulpprogramma's Functie instellen Afbeelding 9-2 Voorbeeld van het menu Functie instellen Het submenu Functie instellen kan het volgende bevatten: • Eenheden • Ontstekingssysteem • Stroombeheer • Gegevens opslaan Printer • Datum • Tijd • • Knop S • Kleurenthema 9.1.1 Eenheden Selecteer Eenheden (Afbeelding 9-3) om de weergegeven maateenheden te wijzigen.
Hulpprogramma's Functie instellen Afbeelding 9-4 Voorbeeld van het menu Weergeven als De maateenheden wijzigen: 1. Selecteer in het hoofdmenu Hulpprogramma's > Functie instellen > Eenheden. Het dialoogvenster Eenheden wordt weergegeven (Afbeelding 9-4). 2. Selecteer de gewenste opties in de vervolgkeuzelijst. De vervolgkeuzelijst wordt gesloten als u op Y/a drukt.
Hulpprogramma's Functie instellen De volgende regels voor de tijdinstelling zijn van toepassing: • De schermverlichting wordt alleen uitgeschakeld als de tijdinstelling ervan korter is dan de instelling van de stand-bytijd. • De eenheid moet zich in de stand-bymodus bevinden voordat deze kan worden uitgeschakeld op basis van de tijdinstelling.
Hulpprogramma's Functie instellen NOOT: U kunt het dialoogvenster Gegevens opslaan ook openen vanuit het menu Instellen in het beheerscherm Opgeslagen gegevens. Raadpleeg "Gegevensbeheer" op pagina 81 voor details. 9.1.5 Printer Selecteer Printer om de compatibiliteitsstatus van de printer te controleren. De Vantage PRO ondersteunt afdrukken via USB naar PCL 3-printers (Printer Command Language Level 3).
Hulpprogramma's Functie instellen Afbeelding 9-9 Voorbeeld van het dialoogvenster Datum 2. Selecteer de gewenste opties in de vervolgkeuzelijsten. De vervolgkeuzelijst wordt gesloten als u op Y/a drukt. 3. Druk op N/X om het dialoogvenster Datum te sluiten. 9.1.7 Tijd Selecteer Tijd om de tijd in te stellen die onder aan het scherm wordt weergegeven. De tijd instellen: 1.
Hulpprogramma's Functie instellen NOOT: Met de knop S kunnen alleen afdrukfuncties worden uitgevoerd als de knop Afdrukken zichtbaar is op de bovenste werkbalk. • Afbeelding opslaan—is de standaard en hiermee wordt tijdens elke willekeurige modus een schermafbeelding gemaakt in bitmapindeling (BMP) of JPEG-indeling (JPG). NOOT: Als er een optionele CF-kaartlezer/schrijver op uw computer is aangesloten, kunnen opgeslagen bitmapbestanden van uw CF-opslagkaart worden opgehaald uit de map \User\Data.
Hulpprogramma's Systeemfuncties Afbeelding 9-12 Voorbeeld van het dialoogvenster Kleurenthema 3. Selecteer een functie in de vervolgkeuzelijst. 4. Druk op N/X om het dialoogvenster te sluiten. 9.2 Systeemfuncties Met het menu Systeemfuncties (Afbeelding 9-13) kunt u programma's toevoegen, de systeemsoftware bijwerken en uw software herstellen. Afbeelding 9-13 Voorbeeld van het menu Systeemfuncties Het menu Systeemfuncties bevat de volgende opties:...
Hulpprogramma's Help bij functie 3. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven en de CF-hoofdopslagkaart wordt weer een CF-installatiekaart. 4. Als u het systeemherstel wilt voltooien, schakelt u de eenheid uit. 5. Zet de eenheid aan. De installatieprocedure begint vanaf de zojuist herstelde CF-installatiekaart.
De selectie Aansluiten op pc wordt gebruikt met de optionele ShopStream Connect™-software. Hiermee kunt u gegevensbestanden op een computer bekijken en bestanden delen. 9.6 Uitvoeren Als dat wordt aangegeven, selecteert u Uitvoeren om door Snap-on geautoriseerde applicaties te laden. 9.7 Bedrijfsinfo Selecteer de optie Bedrijfsinfo om eigendomsinformatie voor de eenheid in te voeren of te bekijken.
Hulpprogramma's Systeeminfo Afbeelding 9-16 Voorbeeld van het dialoogvenster Bedrijfsinformatie 2. Sluit een USB-toetsenbord aan (niet bijgeleverd). 3. Typ de bedrijfsinformatie in de beschikbare gegevensvelden. 4. Druk op Esc om het dialoogvenster te sluiten en ontkoppel het toetsenbord. 5. Selecteer Hulpprogramma's > Bedrijfsinfo om te controleren of de identificatie-informatie goed wordt weergegeven en druk op N/X om het dialoogvenster te sluiten.
Pagina 107
Hulpprogramma's Systeeminfo Afbeelding 9-18 Voorbeeld van het scherm Systeeminformatie 2. Druk op de pijl d omlaag om de volgende schermen met informatie weer te geven. 3. Druk op de pijl omhoog b om terug te keren naar het vorige scherm of druk tweemaal op N/X om terug te keren naar het hoofdmenu.
Vantage PRO uit en verwijdert u de batterij. 10.2.1 De batterij vervangen Als de batterij geen lading meer vasthoudt, belt u de Snap-on-dealer om een nieuwe te bestellen. Raadpleeg "Met behulp van de batterij" op pagina 17 voor meer informatie.
Onderhoud 10-ampère zekering 10.3 10-ampère zekering De Vantage PRO gebruikt één 10-ampère minizekering om het stroomcircuit te beschermen. De zekering bevindt zich aan de achterzijde van de eenheid (Afbeelding 10-1). Afbeelding 10-1 Voorbeeld van de locatie van de zekering Als de zekering niet beschadigd raakt, hoeft u deze nooit te vervangen. BELANGRIJK: Neem de volgende voorzorgen in acht om schade aan het apparaat te voorkomen.
Problemen oplossen Appendix A Hieronder volgen oplossingen voor problemen die kunnen optreden als u de Vantage PRO™ gebruikt. A.1 Batterij laadt niet op Als de batterij niet oplaadt: • De batterij is mogelijk niet goed in de batterijlader geplaatst. Controleer of de batterijlader voeding heeft en pas, zonder veel kracht te gebruiken, de positie van de batterij in de batterijlader aan totdat het rode statuslampje begint te branden.
Problemen oplossen Noodstart Afbeelding A-1 Locatie van noodstartknop 3. Steek voorzichtig een tandenstoker of een ander niet-metalen voorwerp in de opening van de noodstartknop en druk de knop in. De eenheid wordt opnieuw gestart.
Piekdetectie Appendix B Piekdetectie wordt gebruikt om snelle voorvallen, pieken en storingen vast te leggen voor signalen in positieve en negatieve richting. Zie "Kanaalinstellingen aanpassen" op pagina 51. B.1 Wanneer u piekdetectie gebruikt In de volgende sectie wordt uitgelegd wanneer u piekdetectie kunt gebruiken en hoe het werkt. Als piekdetectie is uitgeschakeld—de scope verzamelt slechts voldoende gegevens om een golfvorm op het scherm te tekenen.
Pagina 114
Piekdetectie Wanneer u piekdetectie gebruikt Afbeelding B-2 Voorbeeld van een tijdbasis van 10 ms—piekdetectie uit Bij een langere tijdbasis is de samplesnelheid lager en kan het piekontstekingsvoltage of de hele ontsteking worden gemist als deze plaatsvindt tussen samples (Afbeelding B-3). Afbeelding B-3 Voorbeeld van een tijdbasis van 10 ms—piekdetectie uit Als piekdetectie aan staat, worden de ontstekingen weergegeven ongeacht de tijdbasis, omdat...
Piekdetectie Wanneer u piekdetectie gebruikt Afbeelding B-4 Voorbeeld van een tijdbasis van 10 ms—piekdetectie aan B.1.2 Voorbeeld—een gaskleppositiesensor testen op storingen Bij een tijdbasis van 5 of 10 seconden, zoals meestal gebruikt voor een gaskleppositiesensor, is de samplesnelheid vrij laag. Als de tijdbasis langer is, is de samplesnelheid lager, waardoor de kans groter is dat de storing wordt gemist, omdat deze tussen samples kan plaatsvinden.
Piekdetectie Wanneer u piekdetectie niet gebruikt Afbeelding B-6 Voorbeeld van een kortere tijdbasis—sensorstoring vastgelegd Zelfs als de storing is vastgelegd, zou u deze met zo'n korte tijdbasis gemakkelijk kunnen missen als u even wegkijkt of met uw ogen knippert. Als piekdetectie aan staat, worden samples genomen met de maximale snelheid en kan een signaalstoring worden vastgelegd met een langere tijdbasis, zodat deze gemakkelijker te zien is.
Piekdetectie Wanneer u piekdetectie niet gebruikt B.2.1 Voorbeeld—een zuurstofsensor testen Een zuurstofsensor is relatief traag en vereist een schoon, ruisvrij patroon voor een juiste diagnose. Piekdetectie moet uit staan als een zuurstofsensor wordt getest, omdat de golfvorm dan veel schoner is en gemakkelijk kan worden geëvalueerd omdat er minder ruis wordt weergegeven (Afbeelding B-8).
Piekdetectie Piekdetectie en de grafische meter B.3 Piekdetectie en de grafische meter De grafische meter gebruikt een combinatie van de modi Filter en Piekdetectie. Het filter verwijdert de ongewenste ontsteking en andere signalen met hoge frequentie uit de weergave, wat een beter beeld geeft van het signaal waar het om gaat. •...
Ruisfilter Appendix C Als er storingen worden gedetecteerd, maar er geen problemen met het voertuig zijn, kan ruis de oorzaak zijn. Doe uit voorzorg het volgende: • Gebruik afgeschermde kabels. • Leid de kabels niet langs secundaire ontstekingscomponenten. • Controleer de testaansluitingen. Als u nog steeds denkt dat er een ruisprobleem is, schakelt u het filter in.
Pagina 120
Ruisfilter Wanneer u het filter gebruikt Afbeelding C-1 Voorbeeld van frequentie met filter uit Afbeelding C-2 is een illustratie van de weggefilterde ruis wanneer dezelfde test wordt uitgevoerd met het filter aan. Afbeelding C-2 Voorbeeld van frequentie met filter aan Directe metingen Wanneer u een test met een directe meting uitvoert in de grafische meter (volts, ampère of druk), reduceert het filter de weergave van hele korte pieken door de gegevens te middelen.
Pagina 121
Ruisfilter Wanneer u het filter gebruikt Afbeelding C-3 Voorbeeld van ruisfilter uit—tijdbasis voor gaskleppositiesensor (contact aan, motor uit) Afbeelding C-4 is een illustratie van piekdetectie aan en het filter aan tijdens een tijdbasis voor een gaskleppositiesensor met het contact aan en de motor uit. Afbeelding C-4 Voorbeeld van ruisfilter aan—tijdbasis voor gaskleppositiesensor (contact aan, motor uit) Afbeelding C-5 is een illustratie van piekdetectie aan en filter uit tijdens een test van een...
Ruisfilter Wanneer u het filter gebruikt Afbeelding C-6 Voorbeeld van ruisfilter aan—tijdbasis voor gaskleppositiesensor (contact aan, motor loopt) C.1.2 Gebruik van het scopefilter Het filter werkt pieken en korte variaties in de golfvorm weg, wat leidt tot een goed evenwicht tussen ruisonderdrukking en signaalintegriteit en vooral handig is bij schalen van 5 volt en minder.
Aanpassing van gevoeligheid Appendix D Aanpassing van gevoeligheid wordt in de ontstekingsscope gebruikt om de detectiegevoeligheid voor cilinderontstekingen in te stellen. Zie "Aanpassing gevoeligheid" op pagina 72 en "Gemiste cilinderdetectie" op pagina 73 voor meer informatie. D.1 Wanneer u aanpassing van gevoeligheid gebruikt Aanpassing van de gevoeligheid is van invloed op het vermogen van de ontstekingsscope om ontstekingen te detecteren.
Pagina 124
Aanpassing van gevoeligheid Wanneer u aanpassing van gevoeligheid gebruikt Gevoeligheid te hoog ingesteld Cilinderontstekingen worden mogelijk niet consistent gedetecteerd als de gevoeligheid te hoog staat. Er wordt een lege ruimte weergegeven op de plaats van een cilinder die niet is gedetecteerd (Afbeelding D-2).
Pagina 125
Aanpassing van gevoeligheid Wanneer u aanpassing van gevoeligheid gebruikt Afbeelding D-4 Voorbeeld van goed ingestelde gevoeligheid voor systemen met meerdere vonken Gevoeligheid te laag ingesteld Als andere zaken worden gedetecteerd als cilinderontstekingen, is de detectiegevoeligheid mogelijk te laag ingesteld. De instelling moet worden verhoogd totdat de ontstekingsscope elke cilinderontsteking consistent detecteert.
Aanpassing van gevoeligheid Veel voorkomende problemen met ontsteking Afbeelding D-6 Voorbeeld van een te laag ingestelde aanpassing van de gevoeligheid D.2 Veel voorkomende problemen met ontsteking In deze sectie wordt uitgelegd hoe u het ontstekingsniveau goed instelt wanneer u problemen hebt met ontstekingssystemen.
Aanpassing van gevoeligheid Veel voorkomende problemen met ontsteking Afbeelding D-8 Voorbeeld van een gedetecteerde kortgesloten bougie D.2.2 Voorbeeld–voertuig met niet-ontstekende spoel Afbeelding D-9 is een illustratie van correcte detectie van cilinderontsteking bij een voertuig waarvan de 6/3 spoel niet ontsteekt. Het verlagen van de detectiegevoeligheid helpt niet, omdat er geen ontstekingen plaatsvinden vanuit de 6/3 spoel.
Pagina 128
Aanpassing van gevoeligheid Veel voorkomende problemen met ontsteking U kunt de werkelijke cilinderafstand weergegeven door over te schakelen op de vaste tijdbasis van 200 ms en de ruwe golfvorm te bekijken in kanaal 1 en 2. De cilinderafstand (lang/kort/lang/ kort) geeft aan dat een spoel niet vonkt (Afbeelding D-10). Afbeelding D-10 Voorbeeld van een ruwe golfvorm van een spoel die niet vonkt...
Index componenttests, 31 – 60 aansluiten op een voertuig, 35 aan/uit-knop, 5 componentinformatie bekijken, 58 – 60 AC-voedingsadapter, 13 functies en voordelen, 60 technische specificaties, 7 geavanceerde tests, 61 AC-voltage, 10 instructies, 60 afdrukken nieuwe voertuig-id, 32 een printer aansluiten, 91 test selecteren, 34 amp, 7, 9 tests uitvoeren, 35 –...
Pagina 130
Index Geïllustreerde termen en definities, 61 omgekeerde kleuren, 50 onderhoud, 99 – 101 10-ampère zekering, 100 helderheid/contrast, 5, 20 batterij, 99 help bij functie, 95 CompactFlash®-kaarten (CF), 100 help. Zie help bij functie opslagtips, 100 hoofdprogramma, CF-kaart, 7 reiniging en controle op beschadiging, 99 vereisten voor verwijdering, 101 ontsteking met één cilinder, 71 instellen.