Voorbereiding van de installatie
4. Voorbereiding van de installatie
4.1 Ventilatie
4.2 Anti-corrosiebescherming
4.3 Eisen aan het
verwarmingswater
16
Bij een lokaalluchtafhankelijke werking van de BOB moet de plaats van opstelling
van ventilatie worden voorzien volgens de geldende normen. De gebruiker moet
erop gewezen worden dat de opening niet dicht of verstopt mag raken, en dat de
luchttoevoeropeningen voor de verbrandingslucht vrijgehouden moeten worden.
Opgelet! Gevaar voor beschadiging van het toestel!
De verbrandingslucht moet vrij zijn van corrosieve bestanddelen, o.a. fluor- en
chloordampen van oplosmiddelen, onderhoudsproducten, spuitbussen, enz.
Bij de aansluiting van de ketel op een vloerverwarmingscircuit met niet zuurstof-
dichte kunststofbuizen, is het noodzakelijk warmtewisselaars te plaatsen om de
installatiecircuits te scheiden.
Bij gesloten installaties is een behandeling van het vulwater met betrekking tot
corrosie over het algemeen niet nodig. Dit is bij de betreffende ketelmodellen af-
hankelijk van de waterhardheid en het installatievolume.
Volgens de VDI Richtlijn 2035-2 mag een ph-waarde van 8,5 principieel niet wor-
den overschreden. De pH-waarde kan op grond van de CO
met de kalkneerslag gedurende het bedrijfsgebruik van de installatie veranderen
en dient jaarlijks bij het onderhoud te worden gecontroleerd. Bij installaties met
vloerverwarming en niet-zuurstofdichte leidingen dient er een systeemscheiding
naar de ketel en andere corrosiegevaarlijke installatiecomponenten te worden toe-
gepast.
Opgelet! Aanwijzingen voor de verwarmingswaterkwaliteit respecteren!
De aanwijzingen voor de verwarmingswaterkwaliteit zijn gestegen tegenover
vroeger, door de verschillende toepassingen:
- kleinere warmtevraag
- sterker gebruik van bufferreservoirs in combinatie met zonne-energie-ketels en
vaste-brandstof-ketels.
Deze uitvoering is belangrijk om een installatie voor lange tijd en storingen correct
te kunnen laten werken.
Meestal is de waterkwaliteit van het drinkwater voldoende, dit moet gecontro-
leerd worden, dat de hardheid overeen stemt voor de vulling rekening houdend
met het diagram van de waterhardheid Indien dit niet het geval is zijn er verschil-
lende mogelijkheden:
1. Toevoegen van aditieven aan het vulwater, zodat de hardheid en de pH-waar-
de in de installatie stabiel blijft (hardheidstabilisator).
2. Gebruik van een onthardingstoestel voor behandeling van het vulwater.
3. Gebruik van een onthardingstoestel voor behandeling van het vulwater.
De ontharding van het vul - en aanvulwater is niet te verwisselen met een ont-
harding naar 0 °dH. Bij de ontharding blijven corrosiewerkende zouten aanwe-
zig in het water.
Opgelet! Enkel toegelaten aditieven of maatregelen toepassen!
Bij de toevoeging van aditieven mogen enkel door BRÖTJE toegelaten producten
gebruikt worden. Ook de ontharding/ontzouting mag enkel gebeuren met door
BRÖTJE toegelaten toestellen en met respect van de grenswaarden.
In andere gevallen vervalt de garantie!
Condenserende stookolieketel NovoCondens BOB 20/25
-vorming in combinatie
2
7310616-01 10.13