Inhoudsopgave
Advertenties
Beschikbare talen
Beschikbare talen
NL
BE
Veiligheidsinstructies voor
boormachines
a) De boormachine moet beveiligd
worden. Een boor die niet goed is
vastgezet, kan verschuiven of kantelen,
wat letsel kan veroorzaken.
b) Het werkstuk moet worden
vastgeklemd of vastgezet op
de werkstukdrager. Boor niet in
werkstukken die te klein zijn om
veilig vast te klemmen. Het met de
hand vasthouden van het werkstuk kan
tot verwondingen leiden.
c) Draag geen handschoenen. Hand-
schoenen kunnen gegrepen worden
door draaiende onderdelen of boorspa-
nen en zo verwondingen veroorzaken.
d) Houd uw handen uit de bu-
urt van het boorgebied terwijl
het elektrische gereedschap in
werking is. Contact met draaiende
onderdelen of boorspanen kan tot ver-
wondingen leiden.
e) Het boorgereedschap moet
draaien voordat u het naar het
werkstuk leidt. Anders kan het
boorgereedschap in het werkstuk vast
komen te zitten, waardoor het werkstuk
onverwacht kan bewegen en verwon-
dingen kan veroorzaken.
f) Als het boorgereedschap vast-
loopt, stop dan met omlaag
drukken en schakel het elektri-
sche gereedschap uit. Onderzo-
ek en verhelp de oorzaak van
het vastlopen. Blokkeren kan onver-
wachte bewegingen van het werkstuk
en verwondingen veroorzaken.
g) Voorkom lange boorspanen
door de neerwaartse druk re-
gelmatig te onderbreken. Scherpe
metaalsplinters kunnen blijven haken en
verwondingen veroorzaken.
30
h) Verwijder nooit boorspaanders
van het boorgebied terwijl het
elektrische werktuig in werking
is. Om spanen te verwijderen,
beweegt u het boorgereedschap
weg van het werkstuk, schakelt
u het elektrische gereedschap
uit en wacht u tot het boorge-
reedschap stopt. Gebruik ge-
reedschap zoals een borstel of
een haak om de spaanders te
verwijderen. Contact met draaiende
onderdelen of boorspanen kan tot ver-
wondingen leiden.
i) Het toegestane toerental van
inzetgereedschap met nominaal
toerental moet ten minste even
hoog zijn als het op het elektri-
sche gereedschap aangegeven
maximale toerental. Een acces-
soire dat sneller draait dan toegestaan,
kan breken en in het rond vliegen.
Veiligheidsaanwijzingen
voor de omgang met de
laser
– Opgelet: Laserstraling Niet in de laserst-
raal kijken Laserklasse 2
– Richt de laser niet op reflecterende op-
pervlakken.
– Markeringen en waarschuwingen bevin-
den zich naast de handspindelgeleiding
(25).
Veiligheidsaanwijzingen
voor de omgang met
batterijen
Let er altijd hoop dat de batterijen met
•
de juiste polariteit
(+ en -) ingelegd worden zoals op de
batterij aangegeven is.
Batterijen niet kortsluiten.
•
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
