4
Kies het scherpstelpunt.
Autofocus breed en normaal : draai de vergrendeling
van de scherpstelselectieknop op "J" en
verplaats het scherpstelpunt met de multi-
selector naar een ander punt in het beeld. Zet de
vergrendeling van de scherpstelselectieknop
weer op "L" wanneer de selectie klaar is.
Autofocus gezichtsprioriteit: een dubbele gele rand
wordt weergegeven wanneer de camera een
portretonderwerp voor de camera detecteert
(wanneer de camera meerdere gezichten -
maximum vijf - detecteert, stelt hij scherp op het
onderwerp dat het dichtste bij is).
Handmatige scherpstelling: kies het scherpstelpunt
voor elektronische afstandsmeting met de multi-selector (p. 59) zoals hierboven
beschreven voor autofocus breed en normaal.
5
Stel scherp.
Autofocus: in autofocus breed en normaal stelt de
camera scherp terwijl de ontspanknop half wordt
ingedrukt. In autofocus gezichtprioriteit stelt de
camera scherp en regelt hij de belichting voor het
gezicht in de dubbele gele rand terwijl de
ontspanknop half wordt ingedrukt; als de camera
het onderwerp niet meer detecteert (bijvoorbeeld
omdat het onderwerp wegkijkt), verdwijnt de
rand. Het scherpstelpunt knippert groen en de
monitor licht mogelijk op of wordt donker terwijl
de camera scherpstelt. Als de camera kan
scherpstellen, wordt het scherpstelpunt groen
weergegeven. Als de camera niet kan
scherpstellen, knippert het scherpstelpunt rood. U
kunt een foto maken ook wanneer het scherpstelpunt rood knippert, en
enkelvoudige autofocus wordt gebruikt ongeacht de voor de autofocusstand
geselecteerde optie (p. 54). Controleer de scherpstelling op de monitor voordat u
de foto maakt.
Vergrendeling van de
scherpstelselectieknop
Exit
Scherpstelpunt
Exit
Scherpstelpunt
Exit
Exit
s
45