1.17 INSTELLING VAN DE WARMTEREGELING
Door de parameters in het menu "Warmteregeling" in te stellen, kunt u de werkwijze van het systeem bijregelen.
In de curves (Afb. 14, 16, 15, 17, 18, 19) worden de defaultinstellingen weergegeven van de verschillende werkwijzen die zowel met als
zonder buitensensor beschikbaar zijn.
Aanvoertemperatuur op de zone 1 tijdens de verwarmingsfase
en met buitensensor aanwezig
R04
R05
R02
Aanvoertemperatuur op de zone 1 tijdens de afkoelfase
en met buitensensor aanwezig
R13
R12
R11
Verklaringen (Fig. 14,16,15,17)
Rxx
- Parameter menu "Warmteregeling"
TE
- Buitentemperatuur
TM
- Toevoertemperatuur
U 03
- Offsetwaarde ten opzichte van de curve ingesteld door de
buitensensor op zone 1 verwarming
U 04
- Offsetwaarde ten opzichte van de curve ingesteld door de
buitensensor op zone 2 verwarming
U03
R03
U05
R10
Aanvoertemperatuur op de gemengde zone 2 (3)
tijdens de verwarmingsfase en met buitensensor aanwezig
R08
(R23)
R09
(R24)
R06 (R21)
14
Aanvoertemperatuur op de gemengde zone 2 (3)
tijdens de afkoelfase en met buitensensor aanwezig
(R28)
R17
R16
(R27)
15
U 05
- Offsetwaarde ten opzichte van de curve ingesteld door de
buitensensor op zone 1 koeling
U 06
- Offsetwaarde ten opzichte van de curve ingesteld door de
buitensensor op zone 2 koeling
U 16
- Offsetwaarde ten opzichte van de curve ingesteld door de
buitensensor op zone 3 verwarming
U 17
- Offsetwaarde ten opzichte van de curve ingesteld door de
buitensensor op zone 3 koeling
(U16)
U04
R07 (R22)
(U17)
U06
R15 (R26)
R14 (R25)
16
17
29