7. Als de maaidekken nog moeten worden afgesteld, zoek
dan een vlak oppervlak met een liniaal van minstens
2 meter.
8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u
de maaihoogte instellen op 7,6 tot 10,1 cm; zie
maaihoogte instellen (bladz.
9. Laat de maaidekken op een vlak oppervlak zakken
en verwijder de kappen van de bovenzijde van de
maaidekken.
10. Draai de flensmoer los waarmee de spanpoelie is
vastgezet, om de riemspanning op elk maaidek te
verminderen.
Het voorste maaidek instellen
1. Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in de
lengterichting liggen.
2. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van
het mes.
3. Stel de opvulstukken (3 mm) op de voorste
zwenkwielvork(en) in naargelang de maaihoogtesticker
(Figuur
26); zie
De maaihoogte instellen (bladz.
Figuur 26
1. Klemkapje
2. Afstandsstukken
3. Opvulstukken
De zijmaaidekken instellen
1. Draai de messen op elke as totdat de uiteinden in de
lengterichting liggen.
2. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van
het mes.
3. Stel de opvulstukken (3 mm) op de voorste
zwenkwielarm(en) in naargelang de maaihoogtesticker
(Figuur
27).
Opmerking: Zie
afstellen (bladz. 60)
25).
4. Montage-opening
bovenste as
5. Zwenkwiel
Schuinstand van het maaidek
voor de buitenste mesas.
De
1. Voorste zwenkwielarm
2. Opvulstukken
De maaihoogte van de maaidekken
gelijk stellen
1. Plaats de messen dwars op de rijrichting op de buitenste
25).
as van beide zijmaaidekken.
2. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van
het mes op elk maaidek en vergelijk die afstanden met
elkaar.
Opmerking: Deze afstanden mogen niet meer dan
3 mm van elkaar verschillen. Stel nu nog niet af.
3. Plaats het mes dwars op de rijrichting op de binnenste
as van het zijmaaidek en op de corresponderende
buitenste as van het frontmaaidek.
4. Meet de afstand van de grond tot de punt van de
snijrand op de binnenste rand van het zijmaaidek en tot
de corresponderende buitenste rand van het voorste
maaidek en vergelijk deze metingen.
Opmerking: De afstand bij het zijmaaidek mag niet
meer dan 3 mm verschillen van de afstand bij het
frontmaaidek.
Opmerking: Alle 3 zwenkwielen van het maaidek
moeten op de grond blijven staan als het tegengewicht
is geplaatst.
Opmerking: Indien de maaihoogten van alle
maaidekken op elkaar moeten worden afgestemd,
mogen uitsluitend de zijmaaidekken worden
afgesteld.
5. Als de binnenste rand van het zijmaaidek te hoog is ten
opzichte van de buitenste rand van het frontmaaidek,
moet u een 3 mm opvulstuk verwijderen uit het
onderste deel van de voorste binnenste zwenkwielarm
op het zijmaaidek
Opmerking: Controleer nogmaals de afstand tussen
de buitenste randen van beide zijmaaidekken en de
binnenste rand van het zijmaaidek tot de buitenste rand
van het voorste maaidek.
29
Figuur 27
3. Voorste zwenkwielvork
(Figuur
27).