3
De bandenspanning
controleren
Geen onderdelen vereist
Procedure
Controleer de bandenspanning; zie
controleren (bladz.
24).
4
Vloeistofniveaus controleren
Geen onderdelen vereist
Procedure
1. Het oliepeil in de motor controleren; zie
motoroliepeil controleren (bladz.
2. Het hydraulische vloeistofpeil controleren; zie
Hydraulische vloeistof controleren (bladz.
3. Het koelsysteem controleren; zie
controleren (bladz.
4. Het oliepeil van de planeetwielaandrijving controleren;
zie
Oliepeil van de planeetwielaandrijving controleren
(bladz.
49).
5. De smeerolie van de achteras controleren; zie
smeeroliepeil van de achteras controleren (bladz.
6. De smeerolie van de tandwielkast van de achteras
controleren; zie
Het smeeroliepeil van de tandwielkast
van de achteras controleren (bladz.
Bandenspanning
Het
44).
56).
Het koelsysteem
23).
51).
Algemeen overzicht
van de machine
Bedieningsorganen
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de
linker- en rechterzijde van de machine.
1. Rempedalen
2. Pedaalvergrendeling
3. Parkeerremvergrendeling
4. Ruimte voor optioneel accessoire
5. Zwaailichtschakelaar (optioneel)
6. Waarschuwingsknipperlichtschakelaar (optioneel)
7. Richtingaanwijzerschakelaar (optioneel)
8. Claxonknop (optioneel)
9. Tractiepedaal
10. Hendel om stuurwiel te verstellen
Het
50).
Tractiepedaal
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer
terugkeren in de middelste stand
Rempedalen
Twee pedalen bedienen de afzonderlijke remmen op de wielen
ter ondersteuning van het draaien, voor het parkeren en ten
behoeve van een betere tractie bij het rijden op hellingen.
Een vergrendeling koppelt de pedalen als parkeerrem en voor
transport
(Figuur
Pedaalvergrendeling
Om de pedaalvergrendeling in werking te stellen, koppelt u de
pedalen met de pedaalvergrendeling
15
10
Figuur 3
(Figuur
3).
3).
(Figuur
9
g020756
3).