De torsie van de wielmoeren
controleren
Onderhoudsinterval: Na het eerste bedrijfsuur
Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 200 bedrijfsuren
Draai de wielmoeren vast met een torsie van 115 tot 136 N·m;
hou daarbij de volgorde aan die u ziet in
13.
Voorwielen
Achterwielen
WAARSCHUWING
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
Draai de wielmoeren vast met de juiste torsie.
Figuur 12
Figuur 12
Figuur 13
De maaihoogte instellen
Frontmaaidek
U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 127 mm, in
stappen van 13 mm. Om de maaihoogte van het voorste
maaidek in te stellen, moet u de assen van de zwenkwielen in
de bovenste of onderste openingen in de zwenkwielvorken
plaatsen en vervolgens een gelijk aantal afstandsstukken
en
Figuur
aan de zwenkwielvorken toevoegen of verwijderen. Daarna
bevestigt u de achterste ketting in het gewenste gat.
1. Start de motor en breng de maaidekken omhoog om
de maaihoogte te wijzigen.
2. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje nadat het
maaidek is opgeheven.
3. Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde
openingen in alle zwenkwielvorken.
1. Klemkapje
2. Afstandsstukken
3. Opvulstukken
Opmerking: Als u de machine gebruikt bij een
maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout
worden geplaatst in de onderste opening van de
zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras
ophoopt tussen het wiel en de vork. Als u de machine
gebruikt bij maaihoogten die lager zijn dan 64 mm
en ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en
de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde
richting laten werken om het maaisel te verwijderen.
4. Verwijder het klemkapje van de spilas en schuif de as
uit de zwenkwielarm
5. Plaats de 2 opvulstukken op de spilas zoals ze
oorspronkelijk waren geplaatst.
Opmerking: Deze opvulstukken vereisen dat de
maaidekken over de gehele breedte horizontaal staan.
Schuif het benodigde aantal afstandsstukken van
25
Figuur 14
4. Montage-opening
bovenste as
5. Zwenkwiel
(Figuur
14).