Toepassingen
2.
Steek de kabels van de signaalgenerator
in het aansluitpunt.
3.
Om er zeker van te zijn dat er zich geen
leidingen onder bevinden, steekt u de
aardpen in de grond en sluit u de zwarte
kabel aan op de aardpen.
☞
Om de veiligheid te verhogen,
raden we aan om de aardpen
onder een hoek van 45 graden
in de grond te steken.
☞
Voor een optimale werking
plaatst u de aardpen onder
een hoek van 90 graden ten
opzichte van de vermoedelijke
richting van de leiding.
4.
Sluit de rode kabel aan op het positieve
(+) aansluitpunt op de traceerstaaf.
5.
Schakel de signaalgenerator in.
☞
Controleer of de verbindings-
modus-LED brandt en de bat-
terijspanning van de signaalge-
nerator voldoende is.
6.
Selecteer de vereiste frequentie en het
benodigde uitgangsvermogen.
Om aan te geven dat het traceersignaal
sterk genoeg is, brandt de uitgangsver-
mogen-LED permanent en klinkt het
audiosignaal ononderbroken.
7.
Zet de leidingzoeker op de vereiste sig-
naalgenerator-frequentie.
14341_001
14343_001
14537_001
13279_001
13280_001
0016797_001
39