5.4.2
Uitsluitingsmethode
32
Inductiemodus: Uitsluitingsmethode
Gebruik de uitsluitingsmethode om te verifiëren dat de leidingzoeker en de sig-
naalgenerator op dezelfde leiding zijn geconcentreerd of om verborgen leidin-
gen te identificeren die zich vlak bij elkaar bevinden.
☞
De signaalgenerator en de leidingzoeker moeten worden ingesteld op
de inductiemodus. Zie " Standaardprocedure voor de inductiemodus".
1.
Positioneer de leidingzoeker boven de
leiding met de hoogste numerieke sig-
naalwaarde.
2.
Om te controleren of de signaalgenerator
en de leidingzoeker zich boven dezelfde
leiding bevinden, positioneert u de sig-
naalgenerator rechtop en pal boven de
leiding.
☞
Ofwel de luidspreker of het
aansluitpunt moet op de grond
rusten.
3.
Als de signaalgenerator en de leidingzoe-
ker zich boven dezelfde leiding bevinden,
loopt de numerieke piekindicator op de
leidingzoeker sterk terug.
☞
De numerieke piekindicator op de leidingzoeker kan worden gebruikt
om de positie van de signaalgenerator te corrigeren. Beweeg de sig-
naalgenerator ietwat naar links of rechts boven de leiding totdat het
scherm op de leidingzoeker de laagste waarde weergeeft. Het is
mogelijk om een waarde van '000' te verkrijgen.
4.
Met behulp van de snelzoekprocedure
zoekt u het werkgebied af om voorheen
verborgen leidingen op te sporen.
☞
Bepaal nauwkeurig de positie
en het verloop van leidingen
totdat u ervan overtuigd bent
dat de locatie voldoende gron-
dig is doorzocht.
500
0016799_001
13308_001
13308_001
0016800_001
Toepassingen