5.2
Opsporingsprocedure
5.3
Procedure voor snel-
zoeken
28
☞
De signaalsterkte-indicatoren zeggen niets over de grootte, diepte of
sterkte van het elektrische veld van de leiding.
☞
Om bij benadering de diepte van de leiding te kunnen bepalen, dient
u een signaalgenerator of een sonde te gebruiken. Zie "6 De diepte
en stroomsterkte van een leiding schatten".
Een leiding opsporen
1.
U kunt de locatie van een leiding nauwkeurig
bepalen door op de getoonde piekwaarde te
letten. De piekwaarde wordt verkregen wan-
neer de leidingzoeker zich pal boven de lei-
ding en onder een hoek van 90° ten opzichte
van de leiding bevindt.
2.
Draai de leidingzoeker om zijn as totdat de
signaalsterkte-indicatoren een minimale
waarde tonen.
3.
Als de signaalsterkte-indicatoren de minimale
waarde aangeven, bevindt het blad van de
leidingzoeker zich op één lijn met de leiding
en geeft hij de richting hiervan aan.
4.
Traceer de route van de leiding door de vol-
gende procedure te herhalen:
Bepaal nauwkeurig de locatie van de lei-
•
ding.
Bepaal de richting van de leiding.
•
Volg de richting van de leiding.
•
Snelzoeken
Baken voorafgaand aan het snelzoeken het werkgebied af dat zal worden uit-
gegraven en inspecteer dit gebied op tekenen van onderaardse leidingen,
zoals:
•
Recente sleuven
Markeerpaaltjes van onderaardse leidingen
•
Bovengrondse kabels die langs palen en ondergronds lopen
•
•
Afdekkingen van toegangskamers
16774_001
16775_001
16776_001
4 4
16778_001
Toepassingen