Opbouw en functie
Transport en installatie
4.1.8.2
microplasma 120
De plasma-lastoorts moet voor inbedrijfneming voor de desbetreffende lasopdracht worden
uitgerust en ingesteld resp. aangepast!
Pos. Symbool Beschrijving
1
2
3
4
5
6
7
8
•
De stekker van de lasstroomkabel in aansluitbus lasstroom „-" steken en vergrendelen.
•
Steker van de pilootstroomkabel van de toorts in de "aansluitbus, pilootstroom" steken.
•
Steker van de besturingskabel van de lastoorts in de "5-polige aansluitbus besturingskabel lastoorts"
steken en vergrendelen.
•
Aansluitkoppeling van de plasmagasleiding op de aansluitnippel G1/4", aansluiting plasmagas
openschroeven.
•
Aansluitkoppeling van de leiding inert gas op de aansluitnippel G1/4", aansluiting inert gas
openschroeven.
•
Klik de aansluitnippels van de koelvloeistofslangen in de betreffende snelkoppelingen vast:
Retour rood aan snelkoppeling rood (retourleiding koelmiddel) en
toevoer blauw aan snelkoppeling blauw (toevoerleiding koelmiddel)
•
Steek de kabelstekker van de werkstukleiding in de aansluitbus, lasstroom "+" en vergrendel de
stekker door deze naar rechts te draaien.
28
0
Aansluiting beschermgas (koppeling type 20)
Verbinding met de lastoorts of gasdoseerunit (GDE)
Aansluiting plasmagas (steeknippel type 20)
Verbinding met de lastoorts resp. gasdoseerunit (GDE)
Aansluitbus lasstroom, lastoorts
5-polige aansluitbus, besturingskabel lastoorts
Retourleiding koelmiddel van de lastoorts
Koelmiddeltoevoerleiding naar de lasbrander
Aansluitbus pilootstroom
Toortskop-potentiaal plasma-lastoorts
Aansluitbus, lasstroom „+"
Aansluiting werkstukleiding
Afbeelding 4-11
099-007010-EW505
07.09.2016