Inhoudsopgave
Advertenties
INGEBRUIKNAME | MELDINGENLIJST
Instellingen
Als het dekvloerprogramma door een stroomstoring of door het
uitschakelen van het toestel wordt onderbroken, gaat het droog-
verwarmingsprogramma weer verder zodra de stroomtoevoer of
het toestel opnieuw ingeschakeld wordt. Als het dekvloerdroog-
verwarmingsprogramma geannuleerd moet worden, moet de
parameter „START" op „UIT" gezet worden.
Het droogverwarmen kan lang duren omdat het vermogen van de
warmtepomp voor dit doel niet voldoende is. Eventueel moeten de
naverwarmingsniveaus geactiveerd worden. In elk geval moet bij
het droogverwarmen rekening gehouden worden met een aan-
zienlijk hogere energiebehoefte.
Er wordt bij het droogverwarmen geen rekening gehouden met
het bivalentiepunt. De naverwarmingsniveaus worden altijd ge-
activeerd op het moment dat de regelaar een afwijking boven de
hysteresis detecteert.
Wanneer er geen stofferige werkzaamheden plaatsvinden, is het
tijdens het droogverwarmen mogelijk de ventilatie in te schakelen
om het vocht op efficiënte wijze af te voeren. Hierdoor kan het
toestel condensvocht lekken. Dit lekken stopt weer bij de normale
bedrijfsstatus.
…
„
INGEBRUIKNAME
…
…„
BEDIENINGSPANEEL
…
……„
TOUCHGEVOELIGHEID
Met deze parameter is het mogelijk de aanraakgevoeligheid van
het scrollwieltje in te stellen. Voorbeeld: Als u grote vingers heeft
of stevig op de toetsen drukt, kunt u de gevoeligheid verlagen.
Verhoog daarvoor de waarde van de parameter.
TOUCHVERSNELLING
…
……„
Bij snelle draaibewegingen wordt de stapgrootte voor de wijziging
van de parameter verhoogd. Met de parameter „TOUCHVERSNEL-
LING" kunt u bepalen bij welke draaisnelheid de omschakeling
tussen de stappen gebeurt.
…
……„
TERMINALADRES
Er kunnen tot vier bedieningspanelen aangesloten worden op
het toestel. Daarbij moeten het af fabriek ingebouwde bedie-
ningspaneel en de optioneel aansluitbare servicegateway mee-
gerekend worden. Wanneer op het toestel meer dan één bedie-
ningspaneel is aangesloten, moet in het menu „Ingebruikname"
aan elk bedieningspaneel een eigen, eenduidig „TERMINALADRES"
toegewezen worden.
Als er geen terminaladres toegewezen wordt, treden er commu-
nicatieconflicten op tussen het toestel en de bedieningspanelen
omdat alle bedieningspanelen dezelfde standaardwaarde voor de
parameter Terminaladres hebben.
Het interne bedieningspaneel heeft standaard terminaladres 4.
Bedieningspanelen die gebruikt moeten worden voor de registra-
tie van de kamertemperatuur en de vochtigheidsgraad, moeten
terminaladres 1 of 2 krijgen.
12
| LWZ 5-8 CS Premium / LWZ 5 S Plus / LWZ 5-8 S Trend / LWZ 5 S Smart
…
……„
KAMERTEMP.REG. HK
Wanneer het bedieningspaneel direct in het toestel ingebouwd is,
verschijnt dit menupunt niet.
Als er een tweede bedieningspaneel aangesloten is, dan ver-
schijnt bij de eerste ingebruikname na het activeren van het
bedieningspaneel de vraag naar de toewijzing aan een verwar-
mingscircuit. Stel „HK1" in om het bedieningspaneel toe te wijzen
aan verwarmingscircuit 1, of op analoge wijze voor „HK2". Als u
„GEEN" selecteert, dan wordt er bij de regeling van het toestel
geen rekening gehouden met de gemeten kamertemperatuur en
werkt het bedieningspaneel alleen als afstandsbediening.
…
…„
REGELAAR
…
……„
RESET REGELAAR
Wanneer u voor deze parameter de waarde „AAN" opgeeft, wordt
het toestel gereset. Uw individuele instellingen worden niet over-
schreven door de standaardwaarden.
FABRIEKSINSTELLING
…
……„
Als deze parameter de waarde „AAN" krijgt, worden alle para-
meters naar de standaardinstellingen gereset. Alle wijzigingen
worden gewist. Ook het toesteltype moet in de parameter „TOE-
STELTYPE" opnieuw ingesteld worden. In de fabriek worden alleen
de standaardwaarden geladen maar wordt geen reset uitgevoerd.
…
……„
TYPE KAST
Hier kunt u het toesteltype instellen.
Info
Het veranderen van de parameter "TOESTELTYPE" kan
leiden tot storingen in het toestel. Deze parameter is
daarom alleen toegankelijk voor onze serviceafdeling.
Onze medewerkers moeten hiervoor een serviceafde-
lingscode invoeren.
Het toesteltype moet na het activeren van de leveringstoestand
of na het plaatsen van een nieuwe printplaat opnieuw ingesteld
worden.
„INSTALLATEUR
„
…
„
CODE INVOEREN
Door het invoeren van de numerieke code van de installateur wor-
den alle parameters van het toestel voor de installateur toegan-
kelijk. In de fabriek is als „CODE" 1000 ingesteld.
Als op deze plaats de serviceafdelingscode wordt ingevoerd, dan
worden andere parameters toegankelijk die zijn voorbehouden
aan de serviceafdeling.
Info
Als er gedurende een bepaalde tijd geen bediening uit-
gevoerd wordt, blokkeert de regeling de beveiligde para-
meters. In dit geval dient u de installateurcode opnieuw
in te voeren.
www.stiebel-eltron.com
Advertenties
Inhoudsopgave
