INGEBRUIKNAME | MELDINGENLIJST
Instellingen
POMPEN
POMPTOERENTAL WW
Met deze parameter bepaalt u met welk toerental de interne cir-
culatiepomp tijdens de warmwaterbereiding loopt.
POMPTOERENTAL VERW.
Met deze parameter bepaalt u met welk toerental de interne cir-
culatiepomp tijdens de kamerverwarmingswerking loopt.
VERH MENGKLEP/VERWARMEN
Met deze parameter definieert u de toerentalverhouding van de
interne circulatiepomp ten opzichte van de op de mengklep-PWM-
-uitgang aangesloten efficiëntie-mengpomp.
MENGKLEP-P NALOOP
Met deze parameter stelt u de pompnaloop van de mengpomp na
uitschakeling van de interne circulatiepomp in. Daardoor kan een
eventueel aanwezig buffervat beter leeggemaakt worden.
MENGKLEP-P TYPE
Stel het type aanstuurkarakteristiek van de op de mengklep-PWM-
-uitgang aangesloten externe verwarmingscircuitpomp in.
Type aanstuur-
karakteristiek
Type 0 (PWM sig-
Bij minimale procentuele pompaansturing werkt de
naallogica 1)
pomp met vol vermogen. Bij hoge procentuele pom-
paansturing daalt het vermogen van de pomp.
Type 1 (PWM sig-
Bij minimale procentuele pompaansturing werkt de
naallogica 2)
pomp met nul vermogen. Bij hoge procentuele pom-
paansturing stijgt het vermogen van de pomp.
Type 2
Het pomptoerental stijgt vanaf een drempelwaarde line-
air overeenkomstig de spanning die op de pomp staat.
SOLAR-P TYPE
Stel het type aanstuurkarakteristiek van de op de zonne-PWM-uit-
gang aangesloten pomp in. Pomptypen zie „MENGKLEP-P TYPE".
14
| LWZ 5-8 CS Premium / LWZ 5 S Plus / LWZ 5-8 S Trend / LWZ 5 S Smart
POMPCYCLI
MINIMALE CYCLI
MAXIMALE CYCLI
BUITENT. MIN CYCLI
BUITENT. MAX CYCLI
Stel hier in hoe vaak per dag de verwarmingscirculatiepomp op-
start. Onder „BUITENT. MIN CYCLI" definieert u de buitentempera-
tuur boven dewelke de pomp zo vaak werkt als onder „MINIMALE
CYCLI" ingesteld werd. Op dezelfde wijze bepaalt „BUITENT. MAX
CYCLI" onder welke temperatuur de pomp zo vaak werkt als onder
„MAXIMALE CYCLI" ingesteld werd.
Voorbeeld: In de fabrieksinstelling start de pomp bij een buiten-
temperatuur die hoger is dan 20 °C („BUITENT. MIN CYCLI") één
keer per dag („MINIMALE CYCLI"), lager dan 19 °C („BUITENT. MAX
CYCLI") 288 keer per dag en dan telkens vijf minuten (288*5/60=24
uur). Daardoor staat de pomp onder 19 °C in continubedrijf en
start de pomp boven 20 °C één keer per dag op om te voorkomen
dat de pomp in de zomer zou vastlopen. Tussen de temperatuur-
waarden „BUITENT. MIN CYCLI" en „BUITENT. MAX CYCLI" wordt
geïnterpoleerd. Bij 19,5 °C start de circulatiepomp 144 keer per
dag.
Met behulp van „POMPCYCLI" is het mogelijk de pomp voor de
winter zo in te stellen dat deze tijdens de spertijd van de com-
pressor (20 min) niet inschakelt.
Stel de volgende waarden in:
MAXIMALE CYCLI
BUITENT. MAX CYCLI
Onder 0 °C start de pomp hoogstens 50 keer per dag op. Daardoor
wordt voorkomen dat tijdens de spertijd van de compressor de
elektrische nood-/bijverwarming geactiveerd wordt, hoewel het
compressorvermogen nog voldoende zou moeten zijn.
Info
In zomerwerking en in zuivere warmwaterwerking wordt
geen rekening gehouden met de parameter "BUITENT.
MIN CYCLI". De circulatiepomp werkt zo vaak als in de
parameter "MINIMALE CYCLI" ingesteld is. Als de bui-
tentemperatuur onder 4 °C ligt, werkt de circulatiepomp
tijdens warmwaterwerking zo vaak als in de parameter
"MAXIMALE CYCLI" ingesteld is.
In de manuele werking loopt de circulatiepomp zo vaak
als ingesteld is in de parameter "MAXIMALE CYCLI".
In de koelwerking wordt de pomp in functie van de kamertem-
peratuur geregeld.
NOODFUNCTIE AUTO
Wanneer deze parameter geactiveerd is, wordt bij een blokke-
ring van de compressor ten gevolge van een fout automatisch de
„noodwerking" geactiveerd.
SPERTIJD
Met de parameter „SPERTIJD" kan de effectiviteit van de ener-
giemaatschappij-ingang worden ingesteld ten aanzien van de
blokkering van de individuele warmtebronnen.
50
°C
0
www.stiebel-eltron.com