INGEBRUIKNAME | MELDINGENLIJST
Instellingen
ONTDOOIBEGINDRUK
Hier wordt vastgelegd vanaf welke toerentalwijziging (in %) het
ontdooien begint.
TOERENTAL FILTER
Het luchtdebiet wordt continu bijgesteld. Wanneer de filter vuil
wordt, gaat het ventilatortoerental omhoog. Als dit met de inge-
stelde waarde (in %) boven de startwaarde ligt, wordt via het
filtersymbool aangegeven dat de filter verontreinigd is.
FILTERWISSELVOLUME
De opdracht om de filter te vervangen door weergave van het
symbool „Filter vervangen" vindt tijdgestuurd plaats en is afhan-
kelijk van het luchtdebiet. Met deze parameter definieert u het
luchtdebiet waarbij opdracht wordt gegeven voor het vervangen
van de filter. Eenheid : 1000 m³/u
SERVICE
LOOPTIJD FILTER
Deze waarde geeft aan hoeveel dagen er zijn verstreken sinds de
filter voor het laatst is gereset.
RESET FILTER
Wanneer u deze parameter op „AAN" zet, wordt een filterreset
uitgevoerd.
KOELEN
Het menu „Koelen" is alleen zichtbaar wanneer het toestel aan de
BUS-kabel een extern bedieningspaneel detecteert.
Materiële schade
!
Bij de bedrijfsmodus "OPPERVLAKTEVERWARM." is een
dauwpuntbewaking actief. Als de koeling met een op-
pervlakteverwarmingssysteem in de bedrijfsmodus
"KLIMAATCONSOLES" gebruikt wordt, kan de installatie
ernstige schade oplopen.
f Stel de volgende parameters voor de verwarmingscircuits in.
f
KOELWERKING HK1 / KOELWERKING HK2
KOELWERKING HK1
KOELSYSTEEM HK1
HK-TEMP. KOELEN HK1
HYST. KAMERTEMP. HK1
Om het toestel te laten koelen, moet de parameter „KOELWER-
KING" op de waarde „AAN" gezet worden.
Koelen is vrijgegeven wanneer het toestel in zomerwerking staat
en de buitentemperatuur gedurende 2 uur 3 K hoger is dan de
nominale kamertemperatuur voor verwarmen (parameter „KA-
MERTEMP. DAG" in het menu „VERWARMEN / K.TEMPERATUREN
HK1" of „K.TEMPERATUREN HK2").
10
| LWZ 5-8 CS Premium / LWZ 5 S Plus / LWZ 5-8 S Trend / LWZ 5 S Smart
AAN | UIT
OPPERVLAKTEKOELING | VENTILATORKOE-
LING
Als de kamertemperatuur met de in de parameter „HYST. KAMER-
TEMP." ingestelde waarde hoger ligt dan de nominale kamertem-
peratuur voor koelen, wordt het koelen voorbereid. Er verschijnt
een sneeuwvloksymbool op het display. De circulatiepomp wordt
ingeschakeld, het 3-weg-ventiel wordt naar het verwarmings-
circuit omgeschakeld en de uitgang „Koelen" wordt geactiveerd
om bijv. de thermostatische kranen te openen in de ruimtes die
moeten worden gekoeld.
BASISINSTELLING
VERMOGEN KOELEN
Met de parameter „VERMOGEN KOELEN" definieert u het maximale
nominale koelvermogen van de compressor. De waarde moet zo
laag mogelijk worden ingesteld om een zo lang mogelijke looptijd
van de compressor te verkrijgen. Bij grote gebouwoppervlakken,
waarvoor een hoog koelvermogen vereist is, moet de waarde
worden verhoogd.
HYST. AANVOERTEMP.
Als de aanvoertemperatuur met de waarde van de parameter
„HYST. AANVOERTEMP." boven de nominale aanvoertemperatuur
voor het koelen ligt, wordt de compressor ingeschakeld. Als hij
met de waarde van de hysteresis aanvoertemperatuur lager is,
wordt de compressor uitgeschakeld. Bij oppervlakteverwarming
wordt het dauwpunt bewaakt.
Het dauwpunt is de temperatuur waarop de condensatie van vocht
uit de lucht begint. Als de aanvoertemperatuur op 2 K van het
dauwpunt nadert, wordt de compressor geblokkeerd (sneeuwvlok
knippert). Als deze zo veel hoger is als de hysteresiswaarde die
is ingesteld bij de parameter „HYST. AANVOERTEMP.", wordt de
compressor vrijgegeven.
ZONNESYSTEEM
HYSTERESIS ZON
COLLECTORGRENSTEMP.
COLL.BESCHERMTEMP.
COLL.BLOKKEERTEMP.
COLLECTORBESCHERMING
VOORRANG SOLAR
KOELTIJD
KOELTIJD START
KOELTIJD EINDE
HYSTERESIS ZON
„HYSTERESIS ZON" is in combinatie met „TEMP.VERSCHIL" bedoeld
als drempelwaarde voor het in- en uitschakelen van de zonne-
circuitpomp. Met de hysteresiswaarde van 1 K werken de meeste
installaties goed. Bij installaties met zeer grote leidinglengtes kan
een hogere waarde ingegeven worden.
Optie
AAN | UIT
ZONNESYSTEEM | KOELEN | KOELTIJD
www.stiebel-eltron.com