3. Houd de brandstofpomp tijdens het
tanken in positie B. Als het vulpistool
in positie A wordt gehouden, kan dit
invloed hebben op de brandstofstroom
en kan het vulpistool worden
uitgeschakeld voordat de
brandstoftank vol is.
4. Bedien het spuitstuk van de
brandstofpomp binnen de getoonde
afstand.
5. Til het vulpistool licht op en verwijder
het langzaam.
6. Plaats de tankklep terug en sluit de
tankklep.
N.B.: Doploze brandstofsystemen hebben
geen tankdop.
Transit (TTG) Vehicles Built From: 19-06-2014, EK3J-19A321-ABA (CG3612nlNLD) nlNLD, Edition date: 04/2014, First Printing
Brandstof en tanken
BRANDSTOFVERBRUIK
We leiden de cijfers over CO2-waarden en
brandstofverbruik af van laboratoriumtests
volgens Richtlijn (EG) 715/2007 of CR (EG)
692-2008 en aanvullingen daarop.
Deze gegevens zijn bedoeld voor het
vergelijken van merken en modellen. Ze
zijn niet bedoeld als weergave van het
werkelijke brandstofverbruik van uw
wagen.
Het brandstofverbruik onder
praktijkomstandigheden is afhankelijk van
een groot aantal factoren, bijvoorbeeld
rijstijl, rijden met hoge snelheid, stop-start
verkeer, gebruik van airconditioning,
gemonteerde accessoires,
beladingstoestand en slepen van een
aanhanger.
De genoemde hoeveelheid is de
combinatie van de aangegeven
hoeveelheid en de tankreserve. De
aangegeven hoeveelheid is het verschil in
de hoeveelheid brandstof in de
brandstoftank en wanneer de
brandstofmeter een lege tank aangeeft.
De tankreserve is de hoeveelheid brandstof
in de brandstoftank nadat de
brandstofmeter een lege tank heeft
aangegeven.
N.B.: De hoeveelheid brandstof in de
tankreserve kan verschillen en er mag niet
op worden vertrouwd om het rijbereik te
vergroten. Als er wordt getankt nadat de
brandstofmeter een lege tank heeft
aangegeven, dan kan wellicht niet de
volledige hoeveelheid van de genoemde
inhoud worden getankt, omdat de
tankreserve nog aanwezig is in de
brandstoftank.
Tanken
Voor constante resultaten tijdens vullen
van de brandstoftank:
114