6. Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag enkel gebeuren door
een geschoolde elektrotechnicus overeenkomstig de
voorschriften van de plaatselijke elektriciteitsmaat-
schappij.
De netspanning en -frequentie op het typeplaatje van
de pomp moeten overeenstemmen met die van de
elektrische installatie.
Zorg dat de pomp volledig is gescheiden
van het stroomnet en dat ze niet per onge-
luk terug kan worden aangezet alvorens te
beginnen werken aan de pomp/motor.
De pomp moet worden beveiligd door mid-
del van een externe voedingsschakelaar
met een minimale contactopening van
3 mm op alle polen.
Zorg ervoor dat de pomp geaard is.
6.1 Motorbeveiliging
Eenfasige pompen:
De pomp is uitgerust met een thermische overbelas-
tingsschakelaar en vereist geen bijkomende beveili-
ging.
Zodra de motor is afgekoeld tot zijn nor-
male bedrijfstemperatuur, loopt hij auto-
matisch terug aan.
Sluit de elektrische kabel aan zoals wordt getoond in
afb. 5.
L
N
~
1
Afb. 5
L1
Zwart
L2
Blauw
L3
Bruin
Geel/groen
Driefasige pompen:
De pomp moet worden aangesloten op een motor-
starter. De ingestelde toegekende stroom van de
motorstarter moet overeenstemmen met de elektri-
sche specificaties op het typeplaatje van de pomp.
60
L1
L2
L3
~
3
6.2 De draaizin controleren
Geldt enkel voor driefasige pompen:
Controleer de draaizin telkens de pomp wordt aan-
gesloten op een andere elektrische installatie.
Ga daarbij tewerk als volgt:
1. Plaats de pomp op een effen oppervlak.
2. Start de pomp en zet ze onmiddellijk terug af.
3. Sla bij het starten de beweging van de pomp
gade (vanaf de bovenkant van de pomp).
De pomp draait in de juiste richting als de pomp-
mantel in tegenwijzerzin beweegt; zie afb. 6.
Afb. 6
Ga als volgt tewerk als de draaizin niet kan worden
gecontroleerd zoals hierboven beschreven (bv.
omdat de pomp al is ingebouwd):
1. Start de pomp en meet het verpompte volume
water.
2. Zet de pomp af; zet de netschakelaar af en ver-
wissel gelijk welke twee voedingsdraden.
3. Zet de pomp terug aan en meet het verpompte
volume water.
4. Zet de pomp af.
5. Vergelijk de volumes die in stap 1 en 3 werden
gemeten. De aansluiting waarbij het grootste
volume water wordt verpompt, stemt overeen met
de juiste draaizin.