10. Storingsanalysetabel
Storing
1. De pomp draait
niet.
2. De pomp draait
maar er komt
geen water uit.
3. De pomp levert
niet het maximale
debiet.
62
Oorzaak
a) De zekeringen van de elektrische
installatie zijn doorgeslagen.
b) De ELCB of de spanningsgeacti-
veerde ELCB is uitgevallen.
c) Geen stroom voorhanden.
d) De motorbeveiliging heeft de
stroomtoevoer onderbroken ten
gevolge van overbelasting.
e) De pomp/de elektrische kabel is
defect.
f) Door een verkeerd ingestelde vlot-
terschakelaar loopt de pomp
droog.
g) De pomp is vastgelopen.
a) De afsluiter is gesloten.
b) De bron of tank staat droog of het
waterpeil ervan is te laag.
c) De terugslagklep is geblokkeerd in
de gesloten stand.
d) De aanzuigkorf zit helemaal dicht.
e) De pomp is defect.
f) De pomp werd niet met gevuld met
de te verpompen vloeistof
(pomp met grondplaat).
a) De verlaging van het waterpeil
duurt langer dan verwacht.
b) De kleppen in de afvoerbuis zijn
gedeeltelijk gesloten/geblokkeerd.
c) De afvoerbuis wordt gedeeltelijk
geblokkeerd door onzuiverheden.
d) De terugslagklep in de afvoerbuis
is gedeeltelijk geblokkeerd.
e) De pomp en de afvoerbuis zijn
gedeeltelijk geblokkeerd door on-
zuiverheden.
f) De pomp is defect.
g) Lek in het buizennet.
h) De afvoerbuis is lek.
i) De elektrische spanning is te laag. Neem contact op met de elektriciteits-
Ingreep
Vervang de zekeringen. Als de nieuwe
zekeringen ook doorslaan, moet de elektri-
sche installatie worden gecontroleerd.
Schakel de stroomonderbreker in.
Neem contact op met de elektriciteits-
maatschappij.
Controleer of de motor/pomp niet geblok-
keerd is.
Herstel of vervang de pomp/de kabel.
Controleer het waterpeil en ga na of de
vlotterschakelaar vrij kan bewegen.
Controleer de pomp en maak ze schoon.
Open de afsluiter.
Laat de pomp dieper zakken (maximaal
20 meter). Verminder het vermogen van de
pomp of vervang ze door een kleiner type
zodat het debiet kleiner is.
Haal de pomp uit het water en maak de
klep schoon of vervang ze.
Haal de pomp uit het water en maak de
aanzuigkorf en de waaier schoon; zie even-
tueel 9.1 De aanzuigkorf schoonmaken.
Herstel of vervang de pomp.
Vul de pomp; zie hoofdstuk 7. De pomp
starten.
Laat de pomp dieper zakken (maximaal
20 meter). Verminder het vermogen van de
pomp of vervang ze door een kleiner type
zodat het debiet kleiner is.
Controleer en reinig de kleppen of vervang
ze indien nodig.
Reinig of vervang de afvoerbuis.
Reinig of vervang de klep.
Haal de pomp uit het water. Controleer en
reinig de pomp of vervang ze indien nodig.
Ruim de buizen.
Herstel of vervang de pomp.
Controleer en herstel het buizennet.
Vervang de afvoerbuis.
maatschappij.