Montage
3.2.3
Montage van de buitentemperatuurvoeler
De temperatuurvoeler dient zo vastgemaakt te worden dat alle
weerinvloeden geregistreerd worden en de meetwaarde niet
vervalst wordt.
Montage
bevestiging aan de buitenwand van een verwarmde
woonruimte en indien mogelijk aan de noordelijke resp.
noordwestelijke zijde
niet op een "beschutte plek" (bijv. in een muurnis of onder
het balkon) monteren
niet in de buurt van ramen, deuren, ontluchtingsopeningen,
buitenlampen of warmtepompen aanbrengen
gedurende geen seizoen aan direct zonlicht blootstellen
3.2.4
Montage van de terugloopvoeler
De montage van de terugloopvoeler is alleen noodzakelijk,
indien deze met de warmtepomp meegeleverd, maar niet
ingebouwd is.
terugloopvoeler kan als buisaanlegvoeler gemonteerd of in de
dompelhuls van de compacte verdeler gezet worden.
Maak de verwarmingsbuis schoon van lak, roest en tonder
Bestrijk gereinigd oppervlak met warmtegeleidende pasta
(dun opdragen)
Maak voeler met slangklem vast (trek goed vast, een losse
voeler leidt tot foutieve werking) en zorg voor thermische
isolatie
Afb. 3.7: Montage van een buisaanlegvoeler
Afb. 3.6: Afmetingen buitenvoeler in isolatiebehuizing
Afb. 3.8: Afmetingen terugloopvoeler Norm-NTC-2 in metalen behuizing
Afb. 3.9: Afmetingen terugloopvoeler NTC-10 in plastic behuizing
Compacte verdeler:
Indien er een compacte verdeler samen met de wandmontage-
warmtepompmanager wordt gebruikt, moet de terugloopvoeler in
de dompelhuls gezet worden. De resterende ruimte tussen
voeler en dompelhuls moet volledig met warmtegeleidende
pasta
opgevuld
zijn.
Verdere
montageaanwijzing van de compacte verdeler te vinden.
3.2
toelichtingen
zijn
in
de
NL-7