9.3
9.3 EVB-blokkering / blokkering van de werking van de warmtepomp
Een tijdelijke uitschakeling van de warmtepomp kan door de
Energie-Voorzienings-Bedrijven (EVB) tot een voorwaarde voor
een voordelig stroomtarief gemaakt worden. Tijdens een EVB-
blokkering wordt de spanning aan klem ID3 onderbroken.
Bij
installaties
zonder
EVB-blokkering
overeenkomstige klempunten de bijgevoegde brug geplaatst te
worden.
De instelling van de EVB-blokkering gebeurt in het "instellingen
2de warmtegenerator – EVB-blokkering".
Bij bivalente installaties kan er verschillend op een EVB-
blokkering gereageerd worden:
EVB1: Warmtepomp geblokkeerd, de 2de warmtegenerator
wordt alleen op vermogensniveau 3 (zie Hoofdstuk 9.5 op
pag. 32) vrijgegeven.
9.4 Aansturing van de 2de warmtegenerator
9.4.1
Aansturing van dompelverwarmingselementen
In monoenergetische installaties wordt er van elektrische
hulpverwarmingen
gebruikt
warmtegeregeld
in-
of
uitgeschakeld,
9.4.2
Constant geregelde ketel (mengkraan-regeling)
Bij dit soort ketels wordt het ketelwater bij een vrijgave van de
warmtepompmanager altijd op een vaste temperatuur (bijv.
70 °C) verwarmd. De ingestelde temperatuur moet zo hoog
ingesteld worden, dat ook de warmwaterbereiding naargelang
behoefte m.b.v. de ketel plaatsvinden kan. Voor de regeling van
de mengkraan zorgt de warmtepompmanager, die desgewenst
9.4.3
Glijdend geregelde ketel (brander-regeling)
In tegenstelling tot een constant geregelde ketel levert de
glijdend geregelde ketel direct de met de buitentemperatuur
overeenkomstige verwarmingswater-temperatuur. Het drieweg-
omschakelventiel heeft geen regelfunctie; de enige opgave is het
doorvoeren van verwarmingswater, al naar werkwijze, voorbij
aan de ketelkringloop of door de ketel heen.
Bij
uitsluitende
warmtepompwerking
verwarmingswater langs de ketel geleidt, om verlies door van de
ketel afgegeven warmte te voorkomen. Indien er reeds een
9.4.4
Speciaal programma voor oudere ketels en centrale accumulators
Indien de tweede wamtebron aangevraagd wordt en in het menu
"instellingen - 2de warmtegenerator" het zogenoemde
speciale
programma
geactiveerd
warmtegenerator tenminste 30 uren lang in werking. Wanneer de
warmtebehoefte daalt, gaat de tweede warmtebron over naar
"standby-werking" (2de warmtegenerator aan spanning, maar
mengkraan DICHT). Hij wordt pas geheel uitgeschakeld,
wanneer er 30 uren lang geen aanvraag aan de 2de
warmtegenerator bestaat.
NL-30
dient
aan
de
gemaakt.
Deze
worden
wanneer
in
het
wordt
het
wordt,
blijft
de
2de
EVB2: Warmtepomp geblokkeerd, de 2de warmtegenerator
wordt bij een warmtevraag vrijgegeven.
EVB3: Warmtepomp geblokkeerd, de 2de warmtegenerator
wordt
beneden
de
instelbare
vrijgegeven.
Voor monoenergetische en monovalente installaties wordt de
2de
warmtegenerator
tijdens
geblokkeerd. De instelling van de EVB-blokkering is niet actief.
AANWIJZING
Voor een externe blokkering van de warmtepomp, die niet na max. 2 uren
automatisch teruggezet wordt, dient de externe blokkeringsingang
(contact ID4) gebruikt te worden. Als de waarde onder de minimaal
toegestane teruglooptemperatuur daalt, wordt de warmtepomp ook
vrijgegeven, wanneer er een blokkeringssignaal bestaat.
voorconfiguratiemenu de werkwijze "Monoenergetisch" gekozen
is en de ingestelde grenstemperatuur (zie Hoofdstuk 9.2 op
pag. 29) onderschreden wordt.
de ketel aanvraagt en zoveel ketelwater erbij mengt, dat de
gewenste terugloop- resp. warmwatertemperatuur bereikt wordt.
De ketel wordt via de uitgang 2de warmtegenerator van de
warmtepompmanager aangevraagd en de werkwijze van de 2de
warmtegenerator moet op "constant" gecodeerd worden.
weergeregelde
brander-regeling
spanningsvoorziening naar de brander-regeling bij uitsluitende
warmtepompwerking verbroken zijn. Hiertoe dient de besturing
van de ketel aan uitgang 2de warmtegenerator van de
warmtepompmanager aangesloten twe worden en de werkwijze
van de 2de warmtegenerator op "glijdend" gecodeerd te worden.
De karakteristiek van de brander-regeling wordt overeenkomstig
met de warmtepompmanager ingesteld.
Deze functie kan bij bivalente installaties als volgt toegepast
worden:
1)
Bij oudere olie- of gasketels, om corrosie op grond van
herhaaldelijke dauwpunt-onderschreidingen te voorkomen.
2)
Bij centrale accumulators, om de accumulatorlading
onafhankelijk van het actuele warmtebehoefte voor de
volgende dag te waarborgen.
grenstemperatuur
EVB3
een
EVB-blokkering
altijd
bestaat,
moet
de