Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Naverwarming Met Flensverwarming / 2De Warmtegenerator; Thermische Desinfectie; Beschrijving Van Het Programma; Storingen - Dimplex WPM 2006 plus Montage- En Bedieningshandleiding

Warmtepompmanager voor lage-, middel- en hogetemperatuur-warmtepompen voor verwarming en koeling
Inhoudsopgave

Advertenties

Beschrijving van het programma

8.2 Naverwarming met flensverwarming / 2de warmtegenerator

Naverwarming
betekent
dat
warmwaterbereiding zorgt, tot de WP Maximum Temperatuur
bereikt wordt. Daarna zorgt een andere warmtegenerator voor
de warmwaterbereiding, tot de gewenste temperatuur bereikt is.
De naverwarming wordt alleen dan actief, wanneer de gewenste
temperatuur groter dan de actuele WPMaximum Temperatuur is.
De naverwarming wordt gestart, wanneer
de warmwatertemperatuur hoger dan de temperatuur is, die
maximaal met de warmtepomp bereikt kan worden.
Menu
Voorconfiguratie
Voorconfiguratie
Tab. 8.2: Vrijgave van de naverwarming warm water met een flensverwarming (de instellingen gebeuren volgens gebruiksaanwijzing)

8.3 Thermische desinfectie

Voor
de
thermische
desinfectie
aangegeven. Met het starten van de thermische desinfectie
wordt onmiddelijk erna getracht, de ingestelde temperatuur te
bereiken. De keuze van de hiervoor gebruikte warmtegenerator
voor de bereiding van warm water is afhankelijk van de
werkwijze van het warmtepompsysteem, de configuraties en de
actuele toestanden van de installatie. De thermische desinfectie
wordt beëindigd, wanneer de ingestelde temperatuur bereikt is.
9 Beschrijving van het programma

9.1 Storingen

Bij storingen wordt de warmtepomp geblokkeerd. Bij bivalente
installaties
zorgt
de
tweede
verwarming en de warmwaterbereiding. Bij monoenergetische
installaties
wordt
de
warmwaterbereiding
dompelverwarmingselement houdt de minimaal toegestane
teruglooptemperatuur.
De warmtepompmanager toont bestaande storingen als niet-
gecodeerde tekst aan en bovendien knippert de (ESC) toets
rood. De warmtepomp is geblokkeerd. Na het verhelpen van de

9.2 Grenstemperatuur (bivalentiepunt)

De buitentemperatuur, bij dewelke de warmtepomp nog net aan
de warmtebehoefte kan voldoen, wordt grenstemperatuur of
bivalentiepunt genoemd. Dit punt is gekenmerkt door de
overgang van de uitsluitende warmtepompwerking naar
bivalente werking gezamenlijk met dompelverwarmingselement
of ketel.
Het theoretische bivalentiepunt kan van het optimum afwijken.
Vooral in de overgangstijd (nachten koud, warme dagen) kan
m.b.v. een lager bivalentiepunt het energieverbruik volgens de
voorkeur en gewoontes van de gebruiker verlaagd worden.
Derhalve is het mogelijk, aan de warmtepompmanager een
grenstemperatuur voor de vrijgave van de 2dewarmtegenerator
in het menu "Instellingen – 2de warmtegenerator –
grenswaarde" ingesteld worden.
de
warmtepomp
voor
de
Ondermenu
Warmwaterbereiding
Flensverwarming
wordt
een
starttijdstip
warmtegenerator
voor
de
gestopt.
Het
Wanneer tijdens de naverwarming de warmwatertemperatuur
onder de gewenste temperatuur – hysteresis WW valt, wordt de
naverwarming gestopt en een grondverwarming met de
warmtepomp gestart.
De keuze van de respectievelijke warmtegenerator voor de
bereiding van warm water is afhankelijk van de werkwijze van het
warmtepompsysteem, de configuraties en de actuele toestanden
van de installatie.
Om het instelmenu "thermische desinfectie" vrij te geven, moet in
de voorconfiguratie een bivalent verwarmingssysteem en/of een
flensverwarming met "Ja" ingesteld zijn.
AANWIJZING
Indien na 4 uren de gewenste temperatuur niet bereikt is, wordt de
thermische desinfectie afgebroken. De ingestelde starttijd kan voor
iedere weekdag individueel geactiveerd of opgeheven worden.
storing kan de warmtepomp door drukken van de (ESC) toets
weer in werking worden gesteld. (ook door uitschakelen van de
stuurspanning wordt een bestaande storing gekwiteerd.)
AANWIJZING
Bij monoenergetische installaties kan door omschakeling naar de modus
2dewarmtegenerator
de
dompelverwarmingselement en de warmwaterbereiding door de
flensvewarming worden overgenomen.
Gewoonlijk
wordt
de
monoenergetische installaties met lucht/water-warmtepompen of
bij bivalente installaties in combinatie met ketels gebruikt.
Bij
monoenergetische
werking
grenstemperatuur van –5 °C gestreefd. De grenstemperatuur
wordt
bepaald
uit
de
warmtebehoefte
van
verwarmingskarakteristiek van de warmtepomp.
Indien
in
de
voorconfiguratie
alternatief" ingesteld is, wordt de warmtepomp geblokkeerd,
wanneer
de
buitentemperatuur
grenstemperatuur blijft.
instelwaarde
Ja
Ja
verwarming
door
grenstemperatuur
alleen
wordt
er
naar
buitentemperatuurgeregelde
een
gebouw
en
"Bedrijfswijze-bivalent-
onder
de
ingestelde
NL-29
9.2
het
bij
een
de

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Wpm 2006 rWpm 2007 plusWpm 2007 r

Inhoudsopgave