Opwarmprogramma (drogen van cementdekvloeren)
11 Opwarmprogramma (drogen van cementdekvloeren)
Het opwarmen van een cementdekvloer gebeurt volgens vaste
normen en richtlijnen, die echter aan de eisen van een
warmtepomp-verwarmsysteem
Hoofdstuk 11.1 op pag. 35).
De individuele programma's worden in het menu "Speciale
functies - opwarmprogramma") geactiveerd.
Gedurende het opwarmen geldt het volgende:
De verwarmingspompen voor 1ste en 2de verwarmingskring
lopen voordurend
Geprogrammeerde verlagingen / verhogingen worden
geïgnoreerd; er is een vaste hysteresis van ± 0,5 K
(onafhankelijk van de configuratie in het menu)
Grenstemperatuur voor de 2de WG vast op +35 °C
(onafhankelijk van de configuratie in het menu)
De berekende gewenste temperatuur geldt voor alle
verwarmingskringlopen
11.1 Realisatie van de richtlijn voor een warmtepomp-verwarmingssysteem
De richtlijn veronderstelt hele dagen om telkens een bepaalde
temperatuur te bereiken, resp. in te houden.
Bij een hoog vochtgehalte van de cementdekvloer worden de
vereiste temperaturen vaak niet binnen de voorgeschreven
tijdsduur bereikt. Het is om voldoende te drogen echter
noodzakelijk dat het temperatuurniveau voor een bepaalde
tijdsduur ingehouden wordt.
Daarom worden de beschreven dagen uit de norm in
programmastappen omgemunt, één stap stemt hierbij overeen
met de combinatie van het aantal dagen, resp. uren en de
overeenkomstige temperatuur.
11.2 Proefstoken volgens DIN EN 1264-4
Dit programma geldt als functietest voor vloerverwarmingen en
wordt na de voorgeschreven ligtijd van de cementdekvloer
uitgevoerd.
Zo kunnen er eventuele fouten aan de cementdekvloer en de
vloerverwarming worden gevonden.
1). Stap:
Voor 72 uren (3 dagen) moet een constante
teruglooptemperatuur
ingehouden.
2). Stap:
Voor 96 uren (4 dagen) moet de maximale
teruglooptemperatuur
ingehouden.
aangepast
zijn
(zie
van
20 °C
worden
(instelbaar)
worden
De mengkraan van de 2de/3de verwarmingskringloop wordt
met duur OPEN aangestuurd
Bij storing of spanningsonderbreking wordt het gekozen
programma alleen onderbroken. Na spanningsherstel resp.
kwiteren van de storing wordt de laatste stap van het
programma voortgezet.
De regelaar documenteert de data van de laatst volledig
uitgevoerde opwarmprogramma's in de HISTORIEK.
AANWIJZING
Bestaan er geen bijzondere vereisten van de producent, wordt het
standaard
programma
droogstoken
teruglooptemperatuur 35-40 °C).
AANWIJZING
Als er 3 minuten lang na het activeren van een opwarmprogramma geen
toetsen gedrukt worden, changeert de displayindicatie iedere minuut.
De onderste regel van het display toont de actuele opwarmstap,
gewenste temperatuur, afgelopen en benodigde uren.
AANWIJZING
Al naar verhouding van verwarmingsvermogen van de wamrtepomp en
woonruimtes met verwarming kunnen de aangegeven minimum
looptijden voor het opwarmen stevig overschreden worden, omdat het
vereiste minimum aantal uren pas na het bereiken van de gewenste
ltemperatuur opgeteld wordt.
De overeenkomstige normen en richtlijnen omschrijven telkens
de vertrektemperatuur van het verwarmsysteem. Voor de
regeling van de warmtepomp is de teruglooptemperatuur
doorslaggevend.
AANWIJZING
Voor het opwarmprogramma dient de max. teruglooptemperatuur
ingevoerd te worden. Deze volgt uit de max. vertrektemperatuur min het
temperatuurverschil (bijv. 7 K).
3). Stap:
De warmtepomp blijft zolang uit, totdat de
teruglooptemperatuur beneden 20 °C gedaald is.
De tijdsduur van stap 3 wordt op maximaal 72 uren beperkt,
omdat
de
teruglooptemperatuur
buitentemperaturen mogelijkerwijze niet onderschreden wordt.
OPGELET!
Het proefstoken dient ter controle van de werking van het verwarmde
vloersysteem. Bij een cementdekvloer mag hiermee ten vroegste 21
dagen en bij een calciumsulfaat-dekvloer ten vroegste 7 dagen na de
verwerking van de vloer worden begonnen.
Na vervaardiging van de dekvloer, een voldoende lange ligtijd en
proefstoken is het noodzakelijk om te bepalen, of de dekvloer
klaar is voor het leggen van de vloerbedekkingen.
11.2
aanbevolen
(max.
van
20 °C
bij
hoge
NL-35