Geavanceerde montageaanwijzingen voor de warmtepompmanager verwarmen / koelen
12.4.2 Activering van de koelfuncties
Bij de activering van de koelmodus worden er bijzondere
regelfuncties uitgevoerd. Deze koelfuncties worden apart van de
overige regelfuncties door de koelregelaar overgenomen.
De volgende oorzaken kunnen de activering van de koelfunctie
verhinderen:
De buitentemperatuur is lager dan 3 °C (dreigende vorst)
De
buitentemperatur
is
warmtepompen lager dan 15 °C
12.4.3 Deactivering van circulatiepompen in koelmodus
Bij
een
warmtepomp-verwarmingssysteem
verwarmingskringen kan de verwarmings-circulatiepomp van
de 1ste of 2de verwarmingskring in koelmodus worden
gedeactiveerd.
De verwarmings-circulatiepomp van de 1ste verwarmingskring
(M14) is in koelmodus niet actief, wanneer er uitsluitend stille
koeling is geconfigureerd.
De verwarmings-circulatiepomp van de 2de verwarmingskring
(M15) is in koelmodus niet actief, wanneer er uitsluitend
dynamische koeling is geconfigureerd.
Passieve koeling
Het koelsysteem kan zowel via de voorhandene verwarmings-
circulatiepomp (M13) als ook via een additionele koel-
circulatiepomp (M17) worden verzorgd.
12.4.4 Stille en dynamische koeling
Al naargelang het aansluitschema zijn er verschillende
systeemconfiguraties mogelijk:
Uitsluitend dynamische koeling
(bijv. ventilatorconvectoren)
De regeling stemt overeen met een vaste waarde regeling.
In het menu-item instellingen wordt hiertoe de gewenste
teruglooptemperatuur ingesteld.
Uitsluitend stille koeling
(bijv. vloer-, wand- of plafondkoeling)
De regeling gebeurt volgens de ruimtetemperatuur. Hiervoor
is
de
temperatuur
ruimteklimaateenheid
1
aangesloten, doorslaggevend. In het menu-item instellingen
wordt hiertoe de gewenste ruimtetemperatuur ingesteld.
12.5 Ruimtetemperatuur regeling
Verwarmingssystemen worden meestal met zelfwerkende
inrichtingen
voor
het
ruimtegewijs
ruimtetemperatuur uitgerust.
In verwarmingsmodus registreren de ruimtethermostaten de
actuele
temperatuur
en
openen
servomotor), zodra de temperatuur lager is dan de ingestelde
temperatuur.
bij
reversibele
lucht/water-
met
twee
van
de
ruimte,
waar
volgens
aansluitschema
regelen
van
het
regelorgaan
(bijv.
De koelregelaar is niet voorhanden of de verbinding is
gestoord
In de instellingen werd er noch voor stille noch voor
dynamische koeling "Ja" gekozen
In deze gevallen blijft de bedrijfsmodus koeling actief, de regeling
gedraagt zich echter zoals in de zomerbedrijfsmodus.
Van
fabriekswege
circulatiepomp ook in koelmodus gebruikt.
Wanneer er een additionele koelpomp wordt gebruikt (bijv.
vierleider-systeem), dient de verwarmings-circulatiepomp in de
koelmodus gedeactiveerd te worden. Dit gebeurt door plaatsing
van een kabelbrug A5 tussen de klemmen X2 en ID8 aan de
passieve koelregelaar N6.
AANWIJZING
De koel-circulatiepomp (M17) loopt in de bedrijfsmodus "Koelen"
voortdurend.
Combinatie van dynamische en stille koeling
De regeling vindt apart in twee regelcircuits plaats.
De regeling van het dynamische circuit stemt overeen met
een
vaste-waarde-regeling.
dynamische koeling).
De regeling van de stille koeling gebeurt volgens de
ruimtetemperatuur (zoals beschreven bij stille koeling).door
aansturing van de mengkraan 2de verwarmingskring (stille
verwarmings-/ koelkring).
Deze keuze kan in het menu-item "instellingen – koeling"
worden gemaakt
de
is
In koelmodus moeten ruimtethermostaten ofwel gedeactiveerd
de
ofwel door thermostaten vervangen worden, die voor verwarmen
en koelen geschikt zijn.
In de koelmodus gedraagt de ruimtethermostaat zich precies
omgekeerd, zodat bij een overschreiding van de gewenste
temperatuur het regelorgaan opengaat.
wordt
de
bestaande
verwarmings-
(zoals
beschreven
12.5
bij
NL-39