Inhoudsopgave
Advertenties
2.14 BEKLEDING VAN DE VERBRANDINGSK AMER
Monteren van de bekleding van de verbrandingskamer
De aparte chamottestenen van de bekleding van de verbrandingskamer
moeten worden geplaatst volgens de nummering, beginnend met (1). De
achterwandchamotten (2a tot 2c) zijn qua afmetingen gelijk, zodat hiertus-
sen geen verschil hoeft te worden gemaakt.
Chamottestenen:
bestelnummer:
1
10 12 861
2a, 2b, 2c
10 12 870
3
10 12 867
4
10 12 869
5
10 12 866
6
10 12 868
7
10 12 862
8
10 12 863
9
10 12 864
10
10 12 865
De keerplaat (9) moet schuin en tot
boven de zijwanden in de verbrandings-
kamer worden ingevoerd (zie afb. 5b).
Daarna moet de keerplaat in de vrije
ruimte boven de zijstenen horizontaal
worden gedraaid en in het midden op de
zijstenen worden gelegd.
Belangrijk hierbij is dat de bovenkant
van de keerplaat de ruwe kant is, en dat
het achterste oppervlak de overeenkom-
stige inkepingen van de stenen van de
achterwand heeft. De keerplaat moet tot
tegen de achterwandchamotten worden
geschoven.
De impactplaat (10) moet op identieke
wijze worden geplaatst (zie afb. 5c), ze
ligt echter zoals getoond in afb. 5d met
Afb. 5a
een afstand van 15-30 mm aan tegen
de voorste frontplaat van het toestel.
De spleet die hierdoor ontstaat tussen
NL 17
NL
Afb. 5b
Afb. 5c
Advertenties
Inhoudsopgave
