Inhoudsopgave
Advertenties
A
Retour 1"IG
B
Toevoer - Veiligheidswarmtewisselaar ½"AG
C
Voorloop 1"IG
D
Afvoer - Veiligheidswarmtewisselaar ½"AG
E
Ontluchting
F
Dompelhuls voor thermische afvoerbeveiliging
G
Dompelhuls voor pompthermostaat
H
Veiligheidsventiel 3 bar
I
Ontluchting
J
Thermostaatschakelaar pomp (bijv. firma Afriso, type GTK)
K
Aansluiting verwarmingssysteem
L
Buffervat
M
Retourverhogingarmatuur (bijv. van firma ESBE, type LTC 141)
N
Vul- en ledigingsarmatuur
O
Expansievat
P
Open afvoer
Q
Thermische afvoerbeveiliging (bijv. Fa. SYR. 3065)
De integratie van de Nova E H
O in een verwarmingsinstallatie: Let op:
2
afbeelding 2b laat één mogelijkheid zien voor de integratie van de Nova E
H
O in een bestaande verwarmingsinstallatie. Deze vervangt in geen geval
2
de uitvoerige planning van de installatie door een gespecialiseerde firma.
Wij bevelen voor verwarmingsleidingen een minimale nominale breedte aan
van:
koperbuis; min. 28 x 1,0 mm of staalbuis; min. 1" (DN25, 33,7 x 3,25
mm) of groter. De integratie moet prinicpieel worden uitgevoerd volgens het
ontwerp door een gespecialiseerde firma.
2.4 MINIMUMDIAMETER CONVECTIELUCHT
De minimumdiameters voor de convectielucht (toegevoerde lucht en omge-
vingslucht) bij inbouwhaarden met metalen naverwarmingskast in de bekle-
ding resp. de verwarmingskamer moeten als volgt worden uitgevoerd.
Warme lucht:
990 cm² bij de bovenste delen van de bekleding
Koude lucht:
990 cm² bij de onderste delen van de bekleding
Min. diameters wanneer de verbindingskanalen korter zijn dan 1,0 m en
rookgasaansluiting aan bovenste aansluiting:
Warme lucht:
450 cm²
Koude lucht:
370 cm²
Aanvullend moet rekening worden gehouden met de vakregels voor haarden
en luchtverwarming (TR-OL 2006).
2.5 ONTLUCHTING
Om de waterwarmtewisselaar te ontluchten gebruikt u de ontluchtingsstop,
zoals beschreven in punt 2.3. Deze kan worden vervangen door bijv. een
geschikte automatische ontluchter, wanneer de verwarmingskamertempe-
ratuur niet leidt tot koken van het verwarmingswater in de automatische
ontluchter.
2.6 VEILIGHEIDSVENTIEL
In de onmiddellijke nabijheid van de Nova E H
een gekeurd veiligheidsventiel (bijv. fabrikaat Syr, type 1915) met een inge-
stelde overdruk van max. 3,0 bar worden gemonteerd. Tijdens de montage
moet worden rekening gehouden met de gegevens van de fabrikant (onder-
meer omgevingstemperatuur). Tussen het veiligheidsventiel en de Nova E
H
O mag geen afspermogelijkheid in het systeem worden geïntegreerd.
2
NL 11
O moet in de voorloopleiding
2
NL
Advertenties
Inhoudsopgave
