1
1. Kantelstang
2. Kantelsteunhendel
8.
Kantel de buitenboordmotor naar bene-
den. Ga na of de kantelstang en de trim-
stangen soepel werken.
DMU36585
Accu
Controleer de lading van de accu. Als uw
boot is uitgerust met een digitale snelheids-
meter van Yamaha helpen de voltmeter en
de waarschuwingsfuncties voor een te lage
accuspanning u bij het controleren van de
acculading. Een accu die in goede toestand
verkeert, levert minimaal 12 volt. Ga na of de
accu-aansluitingen zuiver en stevig beves-
tigd zijn en of ze bedekt zijn met isolatiekap-
pen. De elektrische aansluitingen van de ac-
cu en de kabels moeten zuiver en correct uit-
gevoerd zijn, anders kan de accu de motor
niet starten.
Als de accu moet worden opgeladen, dient u
uw Yamaha-dealer of de handleiding van de
accufabrikant te raadplegen.
DMU30027
Brandstof bijvullen
DWM01831
Benzine en benzinedampen zijn erg ont-
vlambaar en ontplofbaar. Tank steeds
volgens deze procedure om het risico
van brand en ontploffing te beperken.
Benzine is giftig en kan letsels of de
dood veroorzaken. Ga voorzichtig met
benzine om. Tracht nooit benzine over
2
te hevelen door hem aan te zuigen met
uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw
arts wanneer u een beetje benzine hebt
ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt
ingeademd of benzine in de ogen hebt
gekregen. Mocht er benzine op uw huid
ZMU07765
terechtkomen, verwijder die dan met
zeep en water. Wanneer u benzine op
uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1.
Vergewis u ervan dat de motor is stilge-
vallen.
2.
Zorg ervoor dat de boot zich op een goed
geventileerde plaats buiten bevindt, en
dat hij stevig werd aangemeerd of stevig
op een aanhangwagen staat.
3.
Zorg ervoor dat er niemand in de boot zit.
4.
Rook niet en blijf uit de buurt van vonken,
vlammen, statische ontladingen of ande-
re ontstekingsbronnen.
5.
Als u een draagbare container gebruikt
om brandstof te bewaren en in de motor
te gieten, gebruik dan uitsluitend een
plaatselijk goedgekeurde rode BENZI-
NEBUS.
6.
Raak met de tuit de vulopening of de
trechter aan om elektrostatische vonken
te voorkomen.
7.
Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te
vol. WAARSCHUWING! Doe de tank
niet te vol. Anders kan de brandstof
uitzetten en overlopen wanneer de
temperatuur stijgt.
8.
Draai de brandstoftankdop stevig vast.
9.
Veeg eventueel gemorste benzine on-
middellijk op met droge doeken. Werp
gebruikte doeken correct weg overeen-
komstig de plaatselijk geldende wetten
en voorschriften.
Werking
[DWM02611]
54