6.7 Aansluiten van de onderwaterkabel
Gebruik voor het aansluiten van de kabels bij voor-
keur een Grundfos-kabelverbindingsset van het type
KM.
Kabelverbindingsset, type KM
Oppervlak van de
dwarsdoorsnede
1,5 tot 2,5 mm²
4,0 tot 6,0 mm²
Voor grotere dwarsdoorsneden kunt u contact opne-
men met Grundfos.
6.8 Leidingaansluiting
Houd de pomp alleen vast bij de perskamer indien
bijv. een buizentang met ketting wordt gebruikt voor
montage van de stijgbuis.
Voor het aansluiten van een pomp op een kunst-
stofleiding dient een flexibele koppeling te worden
gebruikt.
Aansluiten van kunststofleidingen
Alvorens de installatiediepte van de pomp
te bepalen moet rekening worden gehou-
N.B.
den met de uitzettingsgraad van kunststof-
leidingen, omdat dergelijke leidingen onder
belasting uitzetten.
Als gebruik wordt gemaakt van flenspijpen, die-
nen de flenzen te zijn voorzien van sleuven voor de
onderwaterkabel.
Afbeelding
11
toont een pompinstallatie, waaruit het
volgende kan worden afgelezen:
•
De positie van de kabelklemmen, pos. 1, en de
afstand tussen de klemmen.
•
Het aanbrengen van de beveiligingskabel, pos. 2.
•
De max. installatiediepte onder het statisch
waterpeil.
10
Artikelnummer
96021462
96021473
1
2
Afb. 11
6.8.1 Kabelklemmen
Om de drie meter moet een kabelklem worden aan-
gebracht (zie afb. 11).
Bij gebruik van kunststofleidingen dienen de
kabelklemmen met enige speling te worden aange-
bracht, omdat kunststofleidingen onder belasting uit-
zetten.
Als gebruik wordt gemaakt van flensleidingen,
dienen de kabelklemmen boven en onder elke lei-
dingaansluiting te worden aangebracht.
3 m
Max.
150 m