8.17.1 Drogen dekvloer activeren
1.
Verander eventueel de netaansluiting en het vermogen
van de bijverwarming (extern CV-toestel of elektrische
hulpverwarming).
2.
Roep daarvoor opnieuw de installatieassistent op:
MENU | INSTELLINGEN | Installateursniveau | In-
stallatieassistent.
3.
Roep MENU | INSTELLINGEN | Installateursniveau |
Afwerklaagdroging dag (keuze alleen mogelijk wan-
neer geen systeemthermostaat is geïnstalleerd) op.
–
Activeert de afwerklaagdroging voor vers gelegde
afwerkvloer conform de instellingen in afwerklaag-
drogingsprofiel.
4.
Stel de startdag en temperatuur in en bevestig met .
◁
Het drogen van de dekvloer wordt gestart en het
display toont de actuele aanvoertemperatuur en de
rechter statusbalk geeft de systeemdruk aan.
▽
Tijdens het actieve programma kunnen actuele
statusmeldingen van het systeem op het display
worden opgeroepen.
▽
De instellingen voor de functie kunnen tijdens het
actieve programma worden veranderd.
▶
Ga in de programmastappen terug, om de in-
stellingen of de actuele dag te veranderen.
◁
Wanneer het drogen van de dekvloer tot dat 29
succesvol is verlopen, wordt in het display de mel-
ding Drogen dekvloer beëindigd weergegeven.
▽
Wanneer in het verloop van het drogen van de dek-
vloer een fout optreedt, wordt in het display de mel-
ding Fout getoond.
▶
Kies een nieuwe startdag voor het drogen van
de dekvloer of onderbreek de procedure.
8.18
Optionele systeemthermostaat in gebruik
nemen
Aanwijzing
Installeer de systeemthermostaat in de woon-
ruimte, bijv. de woonkamer als regelruimte. Door
het activeren van de functie "Binnentemperatuur-
compensatie" in de systeemthermostaat is geen
extra thermostaatkraan in de regelruimte (bijv.
woonkamer) nodig. Een aanwezige thermostaat-
kraan in de regelruimte moet altijd geheel zijn ge-
opend. Daardoor heeft het CV-systeem meer wa-
tervolume ter beschikking voor een robuust be-
drijf.
Volgende werkzaamheden voor de ingebruikneming van het
systeem werden uitgevoerd:
–
De montage en elektrische installatie van de systeem-
thermostaat en van de buitentemperatuurvoeler is afge-
sloten.
–
De ingebruikneming van alle systeemcomponenten (be-
halve systeemthermostaat) is afgesloten.
Volg de installatieassistent en de gebruikers- en installatie-
handleiding van de systeemthermostaat.
224
8.19
Te lage waterdruk in het CV-circuit vermijden
Het product beschikt over een druksensor in het CV-circuit
en een digitale drukindicatie. U heeft meerdere mogelijkhe-
den de druk in het display weer te geven, zie gebruiksaanwij-
zing. Bovendien beschikt het product over een manometer..
Demonteer de bovenste voormantel om de druk op de ma-
nometer af te lezen.
▶
Controleer of de druk tussen 1 bar en 1,5 bar ligt.
◁
Als de CV-installatie zich over meerdere verdiepingen
uitstrekt, dan kunnen hogere waarden voor de vul-
druk vereist zijn om lucht in de CV-installatie te ver-
mijden.
◁
Wanneer de druk in het CV-circuit te laag is, vul CV-
water bij. (→ Pagina 220)
8.20
Functie en dichtheid controleren
Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:
▶
Controleer de CV-installatie (warmteopwekker en instal-
latie) en de warmwaterleidingen op dichtheid.
▶
Controleer of de afvoerleidingen van de ontluchtingsaan-
sluitingen correct geïnstalleerd zijn.
9
Aanpassing aan de CV-installatie
9.1
CV-installatie configureren
De installatieassistent wordt bij het eerste inschakelen van
het product gestart. Na het beëindigen van de installatieas-
sistent kunt u in het menu Toestel configuratie o.a. de pa-
rameters van de installatieassistent verder aanpassen.
Om de door de warmtepomp gegenereerde waterdoorstro-
ming aan de betreffende installatie aan te passen, kan de
maximaal beschikbare druk van de warmtepomp in de CV-
en warmwaterfunctie worden ingesteld.
Deze beide parameters zijn instelbaar via de diagnosecodes
D.122 en D.124.
Roep MENU | INSTELLINGEN | Installateursni-
veau | Diagnosecodes | 100 - 199 | D.122 Conf.verw.
geb.circuitpomp op.
Roep MENU | INSTELLINGEN | Installateursni-
veau | Diagnosecodes | 100 - 199 | D.124 Conf.warm
w.geb.circ.pomp op.
Het instelbereik ligt tussen 200 mbar en 900 mbar. De warm-
tepomp werkt optimaal, als door de instelling van de be-
schikbare druk de nominale doorstroming bereikt kan wor-
den (Delta T = 5 K).
9.2
Restopvoerhoogte van het product
De restopvoerhoogte is niet direct instelbaar. U kunt de
restopvoerhoogte van de pomp begrenzen, om deze aan het
plaatselijke drukverlies in het CV-circuit aan te passen.
Roep MENU | INSTELLINGEN | Installateursniveau | Dia-
gnosecodes | 200 - 299 | D.231 Maximale restopvoer-
hoogte op.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020318682_00