Isoleer de elektrodeconnectorpin en de connectorring tegen lekstroom die kan optreden bij
apparatuur op netvoeding.
Implantatie van de elektrode
Voer de implantatie van de elektrode alleen uit als er goede noodvoorzieningen voor
cardioversie en/of defibrillatie beschikbaar zijn.
Het manoeuvreren van instrumenten in het vasculaire stelsel mag alleen plaatsvinden onder
voortdurende fluoroscopische bewaking.
Tijdens deze procedure is het tevens aan te raden om echocardiografische apparatuur
beschikbaar te houden.
Gebruik alleen de kogeltip-stylets die bij de elektrode of in St. Jude Medical accessoiresets
verpakt zijn. Andere stylets kunnen langer zijn dan de elektrodetip waardoor deze wordt
beschadigd en/of de patiënt wordt verwond.
Gebruik geen overmatige kracht bij het aanbrengen van de stylet of voerdraad in de
elektrode.
Gebruik alleen voerdraden met de juiste diameter (0,36 mm of 0,014 inch) en lengte
(minimaal 180 cm).
Spoel het lumen van de elektrode niet door met enige andere vloeistof dan een steriele
fysiologisch-zoutoplossing, water of gehepariniseerde fysiologisch-zoutoplossing.
Als punctie van de vena subclavia wordt gebruikt om de elektrode in te voeren, is het
belangrijk de elektrode zo lateraal mogelijk in te brengen wanneer deze de ader binnengaat.
Als de fixatiehuls niet wordt gebruikt om de elektrode vast te zetten, kan dit resulteren in het
losraken van de elektrode of in schade aan de isolatie en/of de geleiders van de elektrode.
Wanneer stimulatiedrempels bepaald zijn voor de elektrode, kiest u een pulsgenerator met
voldoende output om te kunnen zorgen voor de gewenste energieveiligheidsmarge.
LET OP: Bij gebruik van een percutane elektrode-introducer met hemostaseklep
dient u ervoor te zorgen dat de klep een goede doorgang voor de elektrode biedt
zonder dat het elektrodelichaam beschadigd wordt.
Mogelijke ongewenste bijverschijnselen
Mogelijke complicaties die verband houden met het gebruik van linksventriculaire elektroden zijn
hetzelfde als bij het gebruik van andere elektroden, en omvatten, maar zijn niet beperkt tot de
volgende verschijnselen:
Allergische reactie op contrastmiddel
Lichaamsafstotingsverschijnselen
Dissectie van hart/coronaire sinus
Perforatie van hart/coronaire sinus
Harttamponade
Trombose in coronaire sinus of coronaire ader
Overlijden
Endocarditis
Zware bloeding
Hematoom/seroom
Geïnduceerde atriale of ventriculaire aritmie
7